dinsdag 24 april 2012

D4 De bekroning - 1 Kor. 2, 6-16

Toekomstverwachting

Dit is voorlopig de laatste preek in onze themareeks over ‘Inburgeren’, in het Koninkrijk.
Belangrijke boodschap in de afgelopen preken: het Koninkrijk is er nu al.
Het is nog niet af, maar het is aan het groeien.
En wij, die bij Jezus horen, zijn de burgers van dit Koninkrijk.
En Hij verwacht ook dat wij ons als burgers van dát Koninkrijk gedragen.
Dat gaat niet automatisch.
We moeten er ook zelf voor kiezen gehoorzame volgers van de Heer Jezus te zijn.
Dát moet je niet naar de toekomst schuiven.
Alsof het nu nog niet aan de orde zou zijn.

Dat is een belangrijk uitgangspunt van de hele reeks over inburgeren:
Het Koninkrijk is er nu al, niet iets voor straks, maar voor nu al!
Maar in het thema van deze week gaat het dan toch over de toekomst van dit Koninkrijk. 
Als het af is, hoe ziet het er dan uit? 
Is het mooi?
Een Koninkrijk om naar te verlangen?
Zodat je gemotiveerd wordt er aan mee te werken?
In ons themaboekje staan twee bijbelstudies uit Openbaringen.
Die komen in de groeigroepen aan de orde.
Ik wil het in deze preek over onze vooronderstellingen hebben.
Want, kunnen wij wat er in Openbaringen staat eigenlijk wel begrijpen?
Het is niet moeilijk te lezen maar ook niet gemakkelijk te begrijpen.
Niet alleen omdat het boek Openbaring een profetie is.
Profetieën moet je a.h.w. leren ‘lezen’, net zoals je de beeldtaal van de schilderkust moet leren begrijpen.
Dat kost tijd en inspanning.
Je moet de profetische beelden niet letterlijk nemen, zoals wel vaak gebeurd.
Dán mis je de betekenis van de profetie.
Er is nog een andere reden dat het lezen van het boek Openbaring niet eenvoudig is:
 Wij – de lezers ervan- zijn bevooroordeeld!
En als het over de toekomst gaat en daar gaat het óók over in dat boek,
dan hebben wij zo onze eigen ideeën over de toekomst.
Sommige zijn al heel oud.
Die worden van generatie op generatie doorgeven.
Sommige zijn tijdgebonden en hebben te maken met de mode in het denken.
Er zijn nu bijv. steeds meer christenen die moeite met de hel krijgen (discussie ND 26-4-2012).
Maar we hebben ook zo onze eigen ideeën van wat kan en niet-kan.
En van wat hoort en niet hoort.
Dát zit gelovigen al vanaf de eerste christenen in de weg, bij het luisteren naar hun Heer.
Het is een soort filter in ons hoofd.
Dat filter zorgt er soms voor dat sommige nieuwe gedachten, die wel beschreven worden in de Bijbel, bij ons niet binnen komen.
Wat is jullie toekomstverwachting eigenlijk?
Wéét je dat van je zelf?
En óók van wie je ze hebt? Komen ze… uit de Bijbel? …van je ouders? …via vrienden? …uit een boek?
Want als je weet wat er in je leeft,
Weet je ook wat je in de weg kan zitten bij het lezen van de Bijbel.

Wijsheid

Eigen ideeën zitten christenen al vanaf het begin in de weg, zei ik zo net.
Neem deze brief van Paulus nu eens.
We hebben er al vaker uit gelezen.
Jullie weten dat hij voor het eerst verstuurd is naar de gemeente van Korinte.
In die brief zie je ook dat eigen ideeën een grote rol spelen.
Een bepaalde opvatting over wijsheid zorgt voor sterke tegenstelling in die gemeente.
Zo sterk dat die dreigt te scheuren, eigenlijk al gescheurd is.
Laten we een klein gedeelte uit die brief lezen.

L: 1 Kor. 2, 6-16

In de paragraaf hier vlak voor onderscheid Paulus twee soorten wijsheid:
 Wijsheid van de wereld en wijsheid van God (1,20)
(‘van’ = moet je lezen als ‘afkomstig van’)
In het licht van de wijsheid van God, is de wijsheid van de wereld dwaas.
Stelt Paulus!
Niet direct in onze ogen hoor!
Je moet niet denken dat de wijsheid van God natuurlijk vanzelfsprekend is.
En dat je wel stekeblind moet zijn, dat je dit niet direct zo ziet.
Nee, in onze ogen komt de wijsheid van – laten we zeggen- onze wereldsamenleving, 
helemaal niet dwaas over.
In onze ogen zijn veel van die ideeën nuchter, reëel, intelligent, soms zelfs briljant!
Maar als Gods licht erover schijnt en je blijft kijken dan gaan onze meest heldere ideeën er langzaam maar zeker anders uitzien.
Net alsof je terugkeert in de school waar je in je kindertijd op gezeten hebt,
Wat je vroeger ‘enorm’ vond (lokaal, gangen, plein), ziet er in je volwassen ogen bent, klein en zelfs soms een beetje benauwd uit. Zo is het ook met de wijsheid van de wereld in het licht van de wijsheid van God: begrensd en benauwd.

Omgekeerd ziet de wijsheid van God er ook dwaas uit in de ogen van de wereld.
Paulus noemt daar ook twee voorbeelden van (buiten de gemeente van Korinte).
De boodschap van Jezus’ kruisiging bijv. is moeilijk te accepteren in de samenleving van die tijd.
Binnen de Joodse samenleving wordt het als uiterst onbehoorlijk beleefd:
‘de Joodse Messias die een vervloekte dood sterft’. Dat kán niet.
Dus hoe durven ze, hij kan de verwachte Messias in ieder geval niet zijn!
De in het Griekse gedachtengoed geschoolde politici van die tijd,
vinden het maar een dwaze gedachte
dat een geëxecuteerde crimineel de Koning van de wereld zou zijn.
Nadat hij opgestaan zou zijn uit de dood.
Via zijn lijden komt Hij op de troon.
Tsja kom nou, maar dát kan niet (opstaan) en zo werkt het niet.
Binnen de politiek kom je op een andere manier aan de macht. 
Je hebt overredingskracht nodig, geld, en een netwerk van invloedrijke contacten en een loyaal en goed georganiseerd leger. Dan heb je macht. Via lijden?!
Ik denk dat je dit nog steeds moeilijk aan invloedrijke politici kunt uitleggen.
Want de politici van tegenwoordig regeren in principe volgens dezelfde ideeën.

Laat ik nog eens een ander eigentijds voorbeeld geven:
Je vader is ernstig ziek.
Hij wordt opgegeven door de artsen, zij kunnen hem niet meer helpen.
Je moeder, je broer en jij gaan bidden en vragen om tijd van leven.
Zodat je nog eens afscheid kunt nemen in geloof.
Er volgt een wonderlijke omkeer in het ziekteproces:
Je vader overleeft het en heeft goede vooruitzichten om weer helemaal te herstellen.
Na twee weken, blik je met de behandelend arts terug
(de man die hem opgegeven had).
Vindt u het ook geen wonder, dokter?, zeg je
Dit kán toch helemaal niet, ook niet in medisch opzicht.
Hij maakt een afwerend gebaar,
onverwacht dat was het zeker ook voor hem, maar een wonder.
Je voelt de kloof tussen hem en jou. Twee werelden, twee soorten wijsheid.
Hij kán het zó niet zien!
Zó niet!
Zijn eigen ideeën over wat kan en niet kan zitten hem in de weg.
Geen domme ideeën hoor, er zit een hele medische studie achter.

Wijsheid voor volwassen gelovigen

Gods wijsheid is dan ook geen simpele wijsheid.
Paulus noemt het ‘wijsheid van wie volwassen is in het geloof’ (6)
Dat moet je goed tot je door laten dringen.
Lees: dit wordt pas be(ge)grepen door de rijpere gelovigen.
Dit is dus niet iets dat je van je zelf hebt.
Paulus schrijft:
 'Wat het oog niet heeft gezien en het oor niet heeft gehoord, wat in geen mensenhart is opgekomen, dat heeft God bestemd voor wie Hem liefheeft.' (1Co 2:9 NBV)

Dit gaat boven onze ervaringen uit. Niemand heeft ooit zoiets gezien, wáár dan ook op deze wereld.

Dit gaat ook boven onze kennis uit. Er is geen databank op deze wereld, geen geheime bibliotheek, waar je dit soort wijsheid kunt vinden. Dit leeft (nog) niet onder ons mensen en kunnen wij dus ook niet van elkaar horen.
Dit is ook méér dan wij kunnen bedenken. De meest briljante geesten uit de geschiedenis hebben de zaken van het Koninkrijk niet kunnen bedenken.
Er is geen wetenschapper die door onderzoek bij de pracht en de mogelijkheden van het Koninkrijk van God uitkomt.
[Zoals dit in het boek ‘de Ontdekking van de hemel’ van Harry Mulisch gebeurd. In dat boek wordt de hemel bedreigd door wetenschappers op de deze aarde.]
De herkomst van dit soort wijsheid komt niet vanuit mensen voort. Niet vanuit de samenleving van mensen. Door de jaren heen verworven door onderzoek en experiment.
Deze wijsheid heeft een heel andere herkomst: God Zelf:

God heeft ons dit geopenbaard door de Geest, want de Geest doorgrondt alles, ook de diepten van God (1Co 2:10 NBV)
God laat ons dit weten. […]Het is vreemd aan wat wij als oplossingen voor de toekomst zouden bedenken. Het gaat vèr uit boven wat wij ons voor kunnen stellen.
 Het is er ook niet ineens, nadat je tot geloof gekomen bent. De Geest van God leert het je langzaam maar zeker aan. Dat is een heel proces.
Je krijgt het via Hem van God.
 Wij hebben niet de geest van de wereld ontvangen, maar de Geest die van God komt, opdat we zouden weten wat God ons in zijn goedheid heeft geschonken. (1Co 2:12 NBV)Je moet het daarom onder de leiding van de Geest leren zien, net zoals je een taal leert spreken.

Ik las eens het volgende voorbeeld.
Shakespeare was een beroemde Engelse toneelschrijver. Die van “To be or not to be, thats the question.” In Engeland zijn er acteurs die hun hele leven bijna niets anders doen dan stukken van Shakespeare spelen. Zij kennen die stukken niet alleen, na jaren spelen hebben ze ook de schrijver Shakespeare goed leren kennen. Zij snappen zo langzamerhand hoe hij denkt en weten ook hoe hij een verhaal laat verlopen.
Stel je nu voor dat je er een nog onbekend toneelstuk van Shakespeare gevonden zou worden. Een enorme ontdekking, er is maar één tegenvaller: het is niet af. Het laatste bedrijf ontbreekt.
Toch zou een toneelgezelschap met ervaren (rijpe!) Shakespeareacteurs het stuk waarschijnlijk helemaal uit kunnen spelen, omdat ze hem inmiddels zo goed kennen, dat ze het ontbrekende vijfde bedrijf zouden kunnen uitspelen zoals hij het bedoeld heeft.
Omdat ze wel aanvoelen ('weten') hoe Shakespeare het geschreven zou hebben.
Zo is het ook met de Geest die van God komt. Door Hem leren we – in een heel proces- God en zijn Zoon kennen. Door Hem en leren we ook anders te denken. Dat duurt een hele tijd. We zijn als een sponsen die langzaamaan met water verzadigd raken.
Maar als we dan verzadigd zijn van de kennis van God,
vol van de Geest
dan leren de toekomst van de wereld zien zoals God die ziet.
Je begint iets van zijn grootheid en de grootsheid van zijn plannen te vermoeden.
Er groeit een besef wat dat Koninkrijk allemaal zou kunnen betekenen.
Omdat je de Schepper van dit Koninkrijk kent.

Bijbelse lijn

Veel mensen zijn begrensd door wat zij ‘de realiteit’ noemen.
Dood = dood zeiden de Sadduceeën…, schriftgeleerden uit Jezus’ tijd.
En ze bedachten een voorbeeld om aan te tonen dat zulke dingen als de opstanding niet kunnen.
Maar het voorbeeld kwam van deze wereld en niet van God.
Het was dus een begrensde waarheid, je kunt ook zeggen bekrompen.

Dood = dood
Je hoort het nog overal om je heen.
“Nog nooit iemand gesproken die teruggekomen is.”
Er wordt over gesproken alsof het een wetmatigheid op onze wereld is.
Dat is de wijsheid van de wereld.
In het licht van Gods wijsheid ziet de dood er anders uit:
geen wetmatigheid, maar een begrenzing – een straf- door God Zelf opgelegd (lees Gen 3).
De boom van het leven wordt ontoegankelijk voor de mensen
Paulus noemt het nog eens in Rom. 8 Maar dan breder: de hele schepping is aan de zinloosheid onderworpen. Zinloosheid, een vloek als straf
maar...
ze heeft hoop gekregen (Openb 22)
Jezus Christus heeft de straf voor ons ondergaan aan het kruis,
en heeft de dood en de duivel overwonnen.
De vloek van de dood en de zinloosheid zullen verdwijnen.
Er is hoop!

Zij die geloven zullen tijdens hun leven opstaan in een nieuw leven (uit de zonde) en na het sterven opstaan uit de dood.
En als de Heer Jezus Christus teruggekomen is, en het nieuwe Koninkrijk af is, zal zelfs niemand meer sterven.
En dus niet meer ziek zijn, geen meer pijn hebben, geen rouw meer kennen.
Dat lezen jullie deze week in Openbaringen 22… de bomen van het leven, toegankelijk voor iedereen.

Wortelt je wijsheid in deze wereld of in God?
Dus, in een wereld die wel succesvol door God en met Hem door mensen geregeerd word?

‘Kan niet’ zeggen veel mensen en wij begrijpen ze best
De dood lijkt het laatste woord te hebben, ook voor ons:
dit dringt zich overweldigend aan ons op:
oorlog in Syrië, een vliegtuig in Pakistan, iedere dag wel weer wat anders.
Rachel, die toch stierf, Lieke die ongeneeslijk ziek is, Lize die niet meer genezen kan worden.
Mensen die ziek zijn Henk Boon en Barbara van Holland.
en al die anderen onder ons die lijden, rouwen, die pijn kennen…

God zegt: dood =dood is de wijsheid van de wereld…
Maar als Ik – God- daarvan bevrijdt gaat er een nieuwe wereld open.
geen mens had dat kunnen bedenken, maar God kán dat bedenken én doen.
Méér dan dat, Hij wil dat doen en heeft daarom Jezus de Koning gestuurd,
dus Hij hééft het al gedaan.
Dat is de wijsheid die van God komt

Broers en zussen, dat is een aangevochten wijsheid.
Er gebeurt genoeg – alleen al in onze gemeente- dat vragen oproept.
Overlijden, ongeneeslijke ziekte, diepe rouw
De wijsheid van God klinkt niet in de stilte van de studeerkamer,
maar in pijnlijke werkelijkheid van elke dag.
Verlies de hoop niet broers en zussen.
Leg je niet neer bij ziekte en dood
Geef Santa Cruz niet op en het werk van Suzette daar
omdat het onbegonnen werk lijkt
en bidt nu om een wonder voor Lieke, voor Lize
als teken van de toekomst die komt.
Die toekomst is zeker, het wonder niet, maar kan wel.

Reken op Gods wijsheid
hoop op de opstanding
en verwacht een nieuw leven,
Ook na de dood.
Want hoe onvoorstelbaar ook,
Dat gaat zeker gebeuren
Want dát heeft God bestemd voor wie Hem liefheeft.
Dát Gods wijsheid

Amen

vrijdag 13 april 2012

D3 De beloning - Jakobus 2,14-26



“Je geloof heeft je gered”, dat is de mooie boodschap die we hebben gekregen. Het hangt niet van ons af.
Maar ‘wanneer de mensenzoon komt’ lezen in Mat 25,31v zal hij de mensheid scheiden in schapen en bokken. De schapen gaan de heerlijkheid tegemoet, de bokken eeuwige straf. En bij die scheiding lijkt de Heer niet naar het geloof, maar naar de goede daden te kijken.
Wat telt bij de Heer? Geloof of goede daden. Of is deze tegenstelling niet terecht?

Preek

Broers en zussen in Jezus Christus 

We naderen de afsluiting van ons jaarthema ´Inburgeren´.
Volgende week zondag komt het laatste onderwerp aan bod:
‘de bekroning’.
En dan zijn we door ons jaarthema heen.
‘Inburgeren’…heeft het ons verder gebracht?
 Zijn we erin geslaagd om met elkaar in gesprek te komen over dit thema?
En…heeft het ons geholpen?
Zijn we gegroeid in ons denken over het Koninkrijk?
Is er iets veranderd in ons leven binnen dat Koninkrijk?
Zijn we betere burgers geworden?
Ik zou het graag eens van jullie horen als het allemaal achter de rug is.

Maar nu eerst de 15e preek uit de serie.
In ons laatste blok bekijken we de wereld van bovenuit naar beneden.
Niet zozeer ‘wat betekent onze gehoorzaamheid aan Koning Jezus voor ons dagelijkse leven’,
Zoals in blok C
Maar méér: wat betekent ons dagelijkse leven voor het Koninkrijk?
Dat is een nogal breder gezichtspunt (groothoek).
De hele aarde (een betere) komt vanuit het perspectief van de hemel in beeld en niet alleen ons leven.

Vandaag komt ‘de beloning’ aan de orde. En nogal beladen woord.
Achtergrond van die beloning is de gelijkenis van onze Koning Jezus die we in Mat. 25 vanaf vs 31 hebben gelezen.
Als de koning komt – d.w.z. als de Heer Jezus lijfelijk naar onze aarde terugkeert,
dan worden de schapen van de bokken gescheiden.
de mensheid gaat in twee groepen uiteen :
in mensen die een beloning krijgen en in mensen die bestraft worden.
Onze Heer en Koning vraagt hierbij –zo lijkt het- niet zozeer naar ons geloof,
maar legt de meetlat bij onze levensstijl.
Kort gezegd: heb je de naaste in nood geholpen… dan levert je dat beloning op.
Maar ben je liberaal geweest en heb je gezegd: ‘God helpt wel wie zichzelf helpen’,
Dan levert je dat straf op.
Ook nog eens geen geringe straf maar een eeuwige bestraffing, d.w.z. (in tijd) eindeloos.
Broers en zussen, het gaat hier niet alleen over de beloning, maar ook over de bestraffing.
Het evangelie van onze Koning Jezus is dus niet zo iets als een tekenwedstrijd van de buurtsuper waarbij we allemaal wel een prijsje winnen,
het evangelie van onze Koning Jezus beschrijft ook de schaduwkant:
er komt een indrukwekkend oordeel: zij die geen beloning verdienen krijgen zelfs geen klein prijsje maar integendeel straf.

Tegenspraak?

Zo.., dat is héél andere taal dan we eerder wel eens gehoord hebben.
Vorig jaar vierden we het ‘Feest van Genade’.
Er zat veel troost in dat feest.
En in de bijbelgedeeltes die dáár toen aan de orde kwamen.
Vooral in de zin: ‘je krijgt alles voor niets’.
Dat is zo’n opluchting! (zeker in de hervormd-gereformeerde traditie)
God heeft mij lief.
Niet om wat ik allemaal gepresteerd heb.
…goede inzet voor de kerkelijke en plaatselijke gemeente.
Een ruim hart voor de misdeelden en niet in het minst:
een zuiver leven naar Gods bedoeling.
Maar die dingen doen er niet toe.
Het gaat er niet om wat ik doe,
maar om wat God doet
God heeft mij lief, ..punt.

God heeft mij lief, al voordat ik er iets zelf aan kon doen.
Hij stuurde zijn Zoon om ons te redden, eerder dan wij er Hem om vroegen
De apostel Paulus grossiert in dat soort uitspraken.
Eén van de duidelijkste is wel: Ik heb u er immers op gewezen dat een mens wordt vrijgesproken door te geloven, en niet door de wet na te leven (Rom 3:28 NBV). Hij schrijft er zelfs een hele brief over, die aan de Galaten met uitspraken als Weten we dat niemand als rechtvaardige wordt .
aangenomen door de wet na te leven, maar door het geloof in Jezus Christus.
Het draait allemaal om ons geloof, om ons vertrouwen wat hebben in wat de God, wat de Heer, doet.
Maar dan klinkt in de brief van Jakobus een heel andere taal Lezen Jak 2,14-26
U ziet dus dat iemand rechtvaardig wordt verklaard om wat hij doet,
en niet alleen om zijn geloof. (Jak 2:24)
Dat lijkt in volkomen tegenspraak met elkaar.
En dan gaat het niet alleen om woorden,
om de inhoud,
Het is ook een heel andere beleving!
En die is minstens zo belangrijk.
Angst lijkt opnieuw in het geloven naar binnen te sluipen.
En wat we eerst zo royaal aangeboden kregen: ‘je bent verlost uit genade’,
lijkt nu aangevuld met een tweede zinnetje (de kleine lettertjes): ‘ja maar, je moet er wel iets voor doen!” Toch wel dus.
In de afgelopen jaren ben ik al heel wat mensen tegengekomen die er niet zo gerust op zijn als ze over het oordeel lezen en dat hóór ik óók nog steeds.

Je bent verlost uit genade…
…ja maar, ja moet er wél iets voor doen

Het verhaal over de schapen en de bokken maakt weer allerlei vragen wakker.
Je moet er toch iets voor doen en héb ik dat wel gedaan?
Heb ik genoeg gegeven? Geld? Tijd? Aandacht?
En in het spoor van die vragen volgen ook weer andere: ‘heb ik goed genoeg geleefd.’
Wat zal Koning Jezus over mij zeggen, als ik voor Hem sta?
En dan denken we al snel over onszelf: het zal vast niet genoeg geweest zijn.
En dat is waarschijnlijk ook zo!

Van de partij zijn

Broers en zussen, De Heer Jezus en (zijn broer) Jakobus spreken Paulus niet tegen.
Jullie zijn verlost uit genade. Niet om wat je doet, maar omdat je in je Heer gelooft… .
Omdat je op Hem vertrouwt en omdat je dan bij Hem hoort.
Op je Heer vertrouwen en dus bij Hem horen dat is genoeg.
Maar als je (écht) bij Hem hoort gebeurt er iets met je.
Laat ik dat duidelijk proberen te maken met een belevenis van vroeger.

Ik ben nooit zo’n voetballer geweest. (Ja sorry, jongens).
Wat balletje trappen met de jongens in het dorp, dat was het wel zo’n beetje.
En dan deed ik dat nog meer omdat voetbal heel belangrijk was bij ons in het dorp, en ik er ook wel bij wilde horen, dan dat ik het zelf zo leuk vond. Dat kwam denk ik ook wel omdat ik er niet zo heel goed in ben.
De voetbalcompetitie interesseert me ook niet zo heel erg (alweer sorry!).
Toch ben ik wel eens bij een wedstrijd geweest. Groningen-Heracles was het geloof ik, nog in het Oosterpark. Dat vond ik wel een belevenis. Zo samen in een stadion en als het dan spannend word Oeeeehhhhhhh. Dat is toch wel even anders dan thuis op de bank.
Maar héél opgewonden werd ik er niet van… het zei me niet zoveel. Ik wist de helft van de tijd niet wie er aan de bal was. Maar ik had dan ook niet echt partij gekozen en dat scheelt hè.

Als je niet echt partij bent, ben je ook niet echt betrokken (2x)

Mijn schoonmoeder was in die tijd gek op voetbal. Ze volgde de competitie toen heel precies en wist nauwkeurig wat er speelde en wie er speelde. Met haar voetbalkijken vond ik leuk, want met behulp van haar commentaar kon ik me veel beter inleven.
Het maakt groot verschil of je partij bent of niet, hoor.
Als je van de partij bent, kun je diep teleurgesteld zijn als jouw ploeg verliest
En als je van de partij bent kun je ook uitzinnig blij zijn als ze winnen.
Als je niet van de partij bent, nou ja dan raakt het je allemaal niet zo.
Een echte voetballiefhebber kijkt niet alleen naar de wedstrijd van zijn club,
Hij hóórt bij die club. Je bent van de partij

Broers en zussen,
in Mat 25, legt de Heer Jezus niet de meetlat bij onze levensstijl in plaats van bij ons geloof. Nee, die legt nog steeds bij ons geloof. In het verhaal over de schapen en de bokken, laat de Heer Jezus zien wat geloven eigenlijk inhoudt. Geloven betekent niet dat je voor je idee bij je Heer hoort (in je hoofd!).
Dat je wéét dat Hem nodig hebt voor je verlossing.
Een mening hebt over de toekomst van ons leven.
Geloven betekent dat je nu ook met je ziel en zaligheid bij je Heer hoort, niet alleen met je hoofd.
Dat je bij de partij van Koning Jezus hoort.
En als je van de partij bent dan klopt je hart voor de Koning.
Als er méér van zijn Koninkrijk zichtbaar wordt, dan ben je daar ontzettend enthousiast over.
En als dat Koninkrijk nauwelijks nog te zien is in het dagelijkse leven dan ráákt je dat op een negatieve manier. Je kunt er somber van worden.
Als je van de partij van de Koning bent, draait je hele leven om Hem.
Je vertrouwt je met ziel en zaligheid aan Hem toe.
Je wilt zijn waar je Koning is. Je vindt goed wat je Koning goed vindt.
Je wil zijn net zoals Hij is. Hij is je grote voorbeeld.
Zijn doelen zijn jouw doelen. Net als Hij wil je dat zijn Koninkrijk zichtbaar wordt.
Dat is ook ons belang geworden
Jezus en Jakobus maken duidelijk wat geloven ten diepste inhoudt.
En Paulus ook in andere teksten (zie het themaboekje)
Geloven is veel meer dan een mening hebben over goed en kwaad,
het houdt in dat je jezelf helemaal aan Hem toevertrouwd.
Dat je van de partij van de Koning bent, dat is pas geloof…

Geloven in soorten

Vooral Jakobus schrijft hierover in zijn brief.
En in de geschiedenis van de kerk zagen sommigen hierin een tegenstelling met Paulus.
Luther kon niet zoveel met deze brief, die hij een brief van stro noemde.
Maar Hij had het 'gered door het geloof' dan ook net ontdekt.
En het contrast tussen die ontdekking en de brief van Jakobus was hem te groot.
Maar óók in deze brief gaat het wel degelijk om geloof.
Alleen door geloof in Jezus Christus wordt je gered.
Maar wat ís geloof? Dat is de vraag.
Sommigen verstonden onder geloven iets anders dan bedoeld.
Misschien wel omdat ze het leven opdelen in twee gebieden:
het geestelijke en het materiële (gebeurt nog wel).
Geloven speelt zich af in het geestelijke… en het materiële heeft er niets mee te maken. 
Dus ontstaan er twee werelden: de wereld van je handen en die van je hoofd.
Die zgn geloofswereld heeft niets te maken met de gewone wereld.
Wat je doet heeft niets te maken met wat je gelooft.
En je hart zit opgesloten in die geestelijke wereld. 
Het klopt voor de Heer en voor jezelf, maar het blijft eigenlijk buiten bereik van de naaste medemens.
Dat levert hele gekke taferelen op: sommige zogenaamde gelovigen wensen hun arme medemensen het allerbeste toe, maar ze doen niks! (16) Dat is schijngeloof schrijft Jakobus.
Iemand kan dood gaan van de honger en de kou en zij staan er bij te bidden.

Zo’n geloof zonder handen, noemt Jakobus dood geloof (17). Geloof dat zonder gevolgen blijft. Want het geestelijke hoort alles met het materiële te maken te hebben.
Van iemand van de Koning Jezus partij wordt verwacht dat hij net als zijn Heer de armen helpt: eten, drinken, kleding.
Je hebt ook geloof dat in de hoofden opgesloten zit. Een denk-geloof. Die gelovigen vinden van alles. En hebben een hele rij geloofstellingen. Bijvoorbeeld dat God bestaat.
Maar het zijn denkbeelden, die verder losstaan van een levensstijl. Zeg maar een belijdenis die je wel hoort-verhitte discussie soms- maar je verder niets van ziet. Voor asielzoekers geen tijd, laat staan voor gastvrijheid. Jakobus noemt dat een demonengeloof (19). Die vinden ook dat God bestaat en zijn er bang voor Hem. Maar ze dienen Hem niet en hun medemensen niet.
En naar gevangenen kijkt niemand om. In die tijd was dat dodelijk, want gevangenen waren voor eten en zorg afhankelijk van familie en vrienden. Tegenwoordig moet je bij gevangenen misschien denken aan sociale hulp. Kan het ooit nog goedkomen als wij als samenleving gedetineerden definitief uitkotsen? Nutteloos geloof (20) noemt Jakobus dat.
Broers en zussen dit zijn niet drie soorten geloof, maar drie verschijningen van schijngeloof. Geloof in de Heer Jezus laat verbondenheid zien. Allereerst ben je verbonden met de Heer Jezus. En dus ben je net als Hij betrokkenen bij de redding van de wereld. Ben je net als Hem te vinden bij mensen die in de marge van de samenleving terecht gekomen zijn. Daar was je Heer ook. Verbonden met je Heer raak je verbonden met je naaste medemensen. Je bent immers van zijn partij.

Van de partij zijn (2)

Je bent verlost uit genade. Los van zonde en kwaad, hoor je nu bij je Heer.
Broers en zussen, geloven in je Koning Jezus, betekent geloven in zijn toekomst voor deze wereld: het Koninkrijk. Geloven in de Heer Jezus betekent vertrouwen hebben dat dit Koninkrijk ook komt. Dus werk je met je Heer mee, zelfs wanneer dat gevaarlijk of onmogelijk lijkt. Dat leer je van de voorbeelden van Abraham en Rachab.
Wanneer je bij de partij van de Koning hoort, ben je dáár te vinden waar Hij zou zijn: bij mensen die hulp nodig hebben. Natuurlijk verwacht onze Koning je daar aan te treffen als Hij terugkomt naar deze aarde.
Je hóórt toch bij Hem
Als je echt in de Heer gelooft, echt bij Hem hoort heb je dan ook niets te vrezen
Door de Vader gezegende mensen (Mat 25, 34) werken aan het Koninkrijk.
Vóór de terugkomst van de Koning en ná zijn terugkomst.
Dát is hun beloning, je blijft er bij
De anderen die geloven eigenlijk niet echt,
zij waren er vóór Jezus’ komst niet bij
en zullen er ná zijn komst ook niet bij zijn.
Dat is hun straf.

Toch?

Vraag is ná vandaag: is je geloof wel echt of is het schijn?

Amen

Liturgie
Zingen: B 14 U zij de glorie, opgestane Heer
Stil gebed, votum en zegengroet
Zingen: Ps. 118, 1 en 9
Met de kinderen: B 213 Jezus zegt, dat Hij hier van ons verwacht
Kinderen naar de bijbelklassen
Aansporing: dubbelgebod - Mat 25, 31-46
Zingen: Gez. 477, 1 en 2 Geest van hierboven
Gebed
Zingen: Gez. 231, 1 en 2 Wij knielen voor uw zetel neer
Tekst: Jak. 2, 14-26
Preek
Zingen: B 105 Wees mijn verlangen, o Heer van mijn hart
Gebed
Collecte - Kinderen terug uit de Bijbelklas
Zingen: Gez. 481, 1-4 O grote God, die liefde zijt
Zegen

zaterdag 24 maart 2012


D2 Hart voor de schepping – 25 maart 2012-03-24


Preek over Psalm 148 en Rom 8: 18-23.  Door ds. Henk van der Velde
Thema:  ‘Juichen of zuchten om de schepping?’





Aanvullende discussiestellingen voor groeigroepen:
1. ‘Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw’ is een goede reactie op de milieu problematiek.

2. De kerk moet zich richten op het redden van zielen, niet op het redden van de natuur.

3. De milieuproblematiek is wel op te lossen als we het goed regelen met elkaar.

4. Natuurrampen ‘Acts of God’ zijn een steeds zwaarder oordeel van God over onze zonde.

5. Zorg voor het milieu is meer een linkse hobby dan een christelijke plicht.


Vrienden van de grote Koning Jezus,
a.     Tuinen in de Bijbel
Op de eerste bladzijden van onze bijbel lezen over een prachtige tuin, de paradijstuin waar Adam en Eva wandelden met God. Hebt u nooit geprobeerd daar een voorstelling van te maken of erover gefantaseerd. Het was een prachtig oord van volmaakte harmonie.
In Indonesië zijn we wel op plekken geweest waar het er uiterlijk op leek – en ga je binnenkort op bezoek in de Keukenhof dan kun je er ook in ons land wel iets van beleven. In de pracht van de natuur ervaren wij iets van de creativiteit en grootsheid van de Schepper.
Zou dat de reden zijn dat er aan het eind van de Bijbel, in het laatste hoofdstuk, in Openbaring 22: 1-5, weer een paradijstuin wordt geschilderd. Er stroomt een kristalheldere rivier omringd door levensbomen met allerlei vruchten die de volken genezen.
En middenin de bijbel,  op de climax van Gods openbaring op aarde staan we ook in een tuin – de graftuin, getekend in Johannes 20, waar op de Paasmorgen Maria van Magdala de opgestane Heer ontmoet terwijl ze eerst denkt dat het de tuinman is.

Drie tuinen – op drie hoogtepunten van Gods heilswerk: Genesis, Openbaring, Johannes. En dan is er nog de liefdestuin, die wordt getekend in het bijbelboek Hooglied. Blijkbaar is de schepping van God hecht vervlochten met het heil van ons mensen. De tuin blijkt van belang aan het begin van de schepping als bron maar ook aan het einde als een horizon.
De woonplaats van God wordt afgebeeld als geordende natuur – een plaats waar veiligheid en rust te vinden zijn, waar schoonheid en harmonie heersen, waar creativiteit en goede vruchten worden genoten, waar chaos, woestijn en gebrokenheid zijn overwonnen. Zo’n plek noemt de bijbel een tuin en ergens zijn we allemaal op zoek naar zo’n plek. We proberen het te creëren rond eigen huis en haard; we zoeken het op vakanties dichtbij en veraf – en al dat zoeken reflecteert de hunkering van ons mensen naar onze bron, bestemming en horizon. Het is het oerheimwee dat leeft in ons hart – naar de plaats waar eens onze voorvader Adam met God wandelde in de avondkoelte als met een goede vriend. In alle tijden, in alle landen vormen tuinen expressies van het diepste verlangen in ons hart.

b.     Slangen en onkruid
In Genesis 3 lezen we over de oorsprong van het kwaad in onze wereld. De Boze is niet alleen werkzaam in en onder ons mensen maar beïnvloedt heel Gods mooie schepping. Eén van de schepselen die de Heer heeft gemaakt, de slimme slang, is het kanaal waardoor de Boze de mensen benadert. Een boom met prachtige, verleidelijke vruchten is de expressie van wat God voor ons bestwil heeft verboden. De aarde deelt ook in de vloek die over de wereld komt. Onkruidgewassen als dorens en distels zullen het werk van de mens bemoeilijken; de weersomstandigheden gaan de groei van gewassen belemmeren. En voor het eerst worden er dieren gedood om de naaktheid van de mensen te bedekken – symbolen van offers in latere tijden.
Sinds het moment waarop de mensheid zich afkeerde van de Here en andere machten ging vertrouwen veranderde hun woonplaats op aarde van een paradijstuin vol harmonie in een gebroken wereld waar chaos, wanorde, gebrokenheid, pijn en dood heersen.
Er zijn nu geen onbedorven paradijsjes meer – en lijken ze er soms wel te zijn dan worden ze vroeg of laat toch geïnfiltreerd door slangen en onkruidzaad.
Het zaad van de slang in de vorm van wantrouwen, jaloersheid, boosheid woekert overal  omhoog in mensenharten. Wij zijn zelf niet immuun voor dat zaad omdat we deel vormen van de schepping die is aangetast door verderf en gebrokenheid. Toch is er ook veel goeds.

c.      De schepping juicht!
Er is een populair lied dat we in onze gemeente ook vaak zingen. Het refrein gaat zo:
Heilig is de Heer
de schepping juicht! de schepping juicht!
Heilig is de Heer
de schepping juicht!
de schepping juicht!  En dat dan twee keer achter elkaar   (Opw 586)
Ik vind het een prachtig lied en zing het graag.
Het begint met “Heel de schepping geeft U eer, buigt zich vol aanbidding neer.”
En het 2e couplet is: “Heel de schepping zingt U lof; U alleen bent onze God..”
Wanneer we dat zingen dan denk ik aan de weidsheid van de wolken- of sterrenhemel,  aan een prachtige zonsondergang aan zee, aan het uitzicht vanaf een bergtop; aan de regenboog – maar ook aan een roodborstje, een madeliefje of een simpele grasspriet.
Wat is de schepping van onze God oneindig creatief en gevarieerd. Er zijn zoveel verschillende soorten dieren, planten, bloemen, insecten, vissen, bomen en struiken
Wij kunnen de grootsheid van de sterrenhemel niet eens bevatten met onze ogen; de grenzen van het heelal en van de tijd waarin we leven zijn voor ons een oneindig mysterie.
En het past ons de grote Schepper van dat alles te aan bidden.
Alles wat er is looft zijn heilige naam – simpel door er te zijn.
           Psalm 148 gaat daarover.
Het begint met de bewoners van de hemel – vs 1-2. 
Het daalt af naar het heelal – vs 3-4
Want heel die oneindige ruimte is door de Heer gemaakt – vs 6
En dat geldt ook voor onze aarde, zelfs voor onpersoonlijke machten – vs 7-8
Het breidt zich uit naar heel de natuurwereld, de fauna en de flora – vs 9-10
Ook wij, van de grootste tot de kleinste,  ontkomen niet aan Gods macht – vs 11-12
Alles bestaat tot Gods eer – vs 13.  Wat een God is Hij!
Zoals Ps 148 zijn er meer psalmen en liederen waarin de grootheid van Gods schepping wordt bezongen. Wij kennen de Here niet slechts door de bijbel, niet alleen door Jezus en Zijn Geest maar ook door heel de wondere wereld om ons heen.
Onlangs was hier een jeugddienst en daarin werd gevraagd: "Waar is je hart vol van”?
Een mevrouw zei toen: “Apart dat u dat aan mij vraagt, want ik ben geen christen – maar ik zou zeggen: de zee. Wat jullie als gelovigen vinden in God, dat vind ik bij de zee: rust, ontspanning.”  Ik vond dat best een heel mooi antwoord.
Want het is waar dat we in de schepping veel van God kunnen herkennen.
Wie veel geniet van Gods mooie schepping is niet ver van Gods hart.
Heel de schepping juicht – je hoort het niet – maar alles is vol van de grote Maker.
Op alles staat met onzichtbare inkt: Made in heaven!
De schepping juicht tot haar Maker.
Maar tegelijkertijd is er ook een andere waarheid; een andere werkelijkheid:

d.     De schepping zucht!
Die andere kant van de medaille is dat heel de schepping zucht.
Dat zijn woorden  van Paulus uit de bekende brief aan de Romeinen.
Een brief, waarin alle hoofdthema’s van het christelijke geloof ter sprake komen. 
De zonde en schuld van mensen tegenover God de Vader.
De vergeving en verzoening door het bloed van Christus.
Het nieuwe leven door de Geest.
In hoofdstuk 8 gaat over die Geest. Wat er staat over het nieuwe leven is niet eenzijdig. Het walst niet met glorieklanken over de rauwe werkelijkheid van het leven heen. Er is ook aandacht voor de donkere kanten van ons bestaan.
Dat staat in verband met alle nare dingen die gebeuren in ons leven en in de wereld, ver weg en soms dichtbij. Paulus spreekt over het lijden van de tegenwoordige tijd.
En hij gaat daar heel diep op in. Dat komt omdat hij het ook zelf heeft ervaren: “ wij weten dat de hele schepping nog altijd als in barensweeën zucht en lijdt.”
Zuchten dat is iets heel dieps. Wij zeggen wel eens: Dat komt uit iemands tenen. Ja het hele lichaam doet mee, en het komt omdat het hart, het hele innerlijk meedoet.  Lichaam en ziel doen daarin mee. Door onrust slaap je niet goed en kun je ziek worden.
Zuchten heeft te maken met leed en gebrokenheid, met vergankelijkheid en frustratie. Dat diepe zuchten begon vanaf de zondeval in Genesis 3.
Paulus laat zien dat het niet los staat van de schuld van ons mensen. De mens die niet tuinman op Gods aarde  wil zijn -  maar die zelf als God –Koning- wil zijn.
Al kun je niet van alle zuchten en lijden zeggen dat het onze eigen schuld is.
Er blijft een donker raadsel, het duistere raadsel van het leed – vaak ongelijk verdeeld.
Hoe dan ook: we hebben wel te maken met een zuchtende en steunende schepping.
Denk aan de groeiende woestijngebieden, aan de milieucrisis, aan de opwarming van de aarde, de uitbuiting van de grondstoffen, de vervuiling van de oceanen.
Of denk in deze weken aan Syrië. Aan de oorlog in Afghanistan en Irak. Aan het leed van Christenen in vele landen. Aan huilende mensen in België.
Denk aan de afdelingen voor Oncologie in de ziekenhuizen.
Denk aan verpleeghuizen en psychiatrische instellingen.
Zo kun je nog wel even doorgaan. Er is onnoemelijk veel leed. 
De schepping juicht lang niet altijd. Ze jankt, ze kraakt, ze bloedt, ze zucht.
“In al haar delen”, zegt Paulus in Rom 8.  Hij veegt dat niet aan de kant.
Maar hij zegt gelukkig nog wel meer, veel meer.

e.     Ook wij zuchten mee - en wij niet alleen.
De Franse filosoof Blaise Pascal zegt dat ergens:
“Wie spreekt over God en niet spreekt over het lijden, wordt overmoedig.
Wie spreekt over het lijden en niet over God, wordt wanhopig.”
En daarom spreekt Paulus ook zo uitgebreid over de Geest. De schepping zucht.
“En wij die de Geest als eerste gave ontvangen hebben, zuchten ook.”
Wij ook! Dat komt door de Geest! Dat zuchten. Dat hoor je niet zo vaak als het over de Geest gaat. Je hoort vaak over de gaven van de Geest, mooie gaven ook, de een is nog mooier dan de ander, maar zelden over dit: het zuchten door de Geest.
Maar ook dat is een gave van de Geest. Het reflecteert zelfs het zuchten van God zelf.
        Want Paulus gaat zelfs nog een stap verder in Rom. 8: 26 als hij schrijft: “de Geest zelf pleit voor ons met woordloze zuchten.” De Heilige Geest zucht ook!
Hoe kan het anders? Want de Geest is ook de Geest van Jezus. Die ook heeft gezucht.
In deze lijdenstijd staan we daarbij stil.  We zingen bv. met Psalm  22 over zijn lijden,
Mijn God, mijn God, waarom verlaat Gij mij
en blijft zo ver weg, terwijl ik tot U schrei, en redt mij niet, maar gaat aan mij voorbij?.
Hoe blijft Gij zwijgen?
Mijn God, ik doe tot U mijn kreten stijgen
bij dag, bij nacht. Tot U slechts kan ik vluchten,
maar krijg geen rust, geen antwoord op mijn zuchten  in klacht op klacht.
         Dit is ook waar Paulus het over heeft: Er is een hele speciale manier van zuchten. Het is geen wanhopig zuchten, maar het is hopend zuchten.
Zoals bij een bevalling.  Dan wordt er ook gezucht. Maar dat is hopend zuchten: de hoop op het nieuwe leven. Paulus schrijft: “wij zuchten in onszelf in afwachting van de openbaring dat we kinderen van God zijn, de verlossing van ons sterfelijk bestaan.” (Romeinen 8:23)
Het gaat dus in het evangelie niet alleen de verlossing van ons eigen lichaam.
Het gaat om de verlossing van de gehele schepping.
Heel de schepping zal bevrijd worden van de slavernij aan de vergankelijkheid en zal delen in de vrijheid en luister van Gods kinderen (Romeinen 8: 21).
Dus Goddank, het wordt eens anders. Het zuchten gaat voorbij.
En dan komt de grote jubel. Een Paasjubel voor eeuwig.
Van heel de schepping – een herstelde schepping; herschapen door de Koning.
Pas dan kunnen we volop kunnen juichen: tot dan zullen we ook nog vaak zuchten.  

f.       Tuinieren onder leiding van de grote Hovenier
Ondertussen zijn we door de Here God hier op zijn goede aarde aangesteld: als zijn tuinmannen, als rentmeesters. We zitten in die rare positie tussen juichen en zuchten.
We verheugen ons over alles wat groeit en bloeit – vooral nu weer in de lentetijd.
Maar we zuchten en zwoegen evengoed omdat er zoveel vernield wordt en kapot gaat. Vaak – soms onbewust – doen we zelf mee aan die vernieling en uitbuiting van Gods aarde. erwijl Hij ons mensen heeft aangesteld om de aarde te bewerken en te bewaren. In de prachtige tuin van God die onze aarde is, zijn we allemaal, net als Adam aangesteld als tuinman.
We zijn er verantwoordelijk voor ons eigen stukje, voor onze eigen ecologische footprint.
Het is belangrijk hoe we omgaan met talenten en middelen die de Here ons toevertrouwde. Een goede tuinman gaat niet in de eerste plaats voor snelle, shortterm resultaten maar zorgt ook voor groei en bloei op langere termijn. We moeten niet slechts willen oogsten en consumeren en genieten maar ook bereid zijn om te ploegen, te bemesten en te verrijken.
Onze verantwoording is de tuin nu te laten bloeien, maar wel zo dat komende generaties niet met een woestijn van een verschroeide aarde zitten opgescheept.
We dienen Gods goede aarde, Zijn tuin onderhouden en bewaren, zodat ook volgende  generaties daarvan kunnen genieten en niet te lijden hebben door onze uitbuiting. Want uiteindelijk is de aarde niet van ons – we hebben haar slechts tijdelijk in bruikleen.
            Jezus sprak geregeld over zichzelf als een zaaier, een herder, een wijnboer.
“Mijn Vader is de landman, de grote Hovenier”, zei Hij (Joh. 15: 1 en 8).
“De grootheid van mijn vader zal zichtbaar worden wanneer jullie veel vrucht dragen...”
Laten we daarom bidden – en eraan werken.   Amen.   

(Hierna zingen we het gebed uit Gezang 78, "Laat m'in U blijven, groeien, bloeien...")

woensdag 14 maart 2012

D1 Hart voor de overheid - 11 maart 2012

Preek over Johannes 19: 1-11 en 17-22.   Door Henk van der Velde
Over Jezus'houding tegenover de overheid.    Ook lezen I Petrus 2: 13-25

Vrienden van Koning Jezus,
            Wanneer we nadenken over onze overheid in het licht van de Bijbel en in het licht van de wereld waarin wij leven, dan hebben we allereerst veel reden tot dankbaarheid.
Wij mogen ons verheugen in een regering die godsdienstvrijheid garandeert en beschermt; een overheid die zich actief inzet om de minsten te helpen met een netwerk van uitkeringen en instanties; een samenleving waarin Christenen volop hun geluid kunnen laten horen en meeregeren tot in de hoogste regionen. Talloze gelovigen in vele andere landen op aarde kunnen slechts dromen van de vrede en welvaart die wij genieten. Maar het gaat met deze zegeningen vaak net als met onze gezondheid – je wordt je er pas echt bewust van wanneer je het niet meer hebt of als het bedreigd wordt.
            Toch zijn er ook bedenkelijke en zorgelijke tendensen aan te wijzen in ons eigen land en in onze overheid. Het lijkt de laatste tijd alsof de invloed van Christelijke partijen en organisaties steeds verder wordt ingeperkt; alsof er partijen zijn die erop uit zijn de Christelijke fundamenten van onze samenleving te elimineren. Er is een fanatiek secularisme dat niks moet hebben van een Christelijk geluid als het gaat over huwelijk en seksualiteit, over het begin en het einde van het leven, en in het onderwijs en de zorg. 
Ook breder zijn er in onze maatschappij ontwikkelingen die je zorgen kunnen baren. Er ontstaat ook in ons land een steeds bredere kloof tussen arm en rijk. Er zijn managers en directeuren die via bonussen en topsalarissen zichzelf verrijken terwijl hun bedrijven eraan kapot gaan. Er is in onze informatiemaatschappij met alle moderne technieken en sociale media, een ontwikkeling waarbij alles over iedereen centraal bekend is en gecontroleerd kan worden. Het schrikbeeld van Openbaring 13: 16-17 waarbij niemand zonder het merkteken van het beest iets kan kopen of verkopen is niet ondenkbaar meer met de hulp van moderne technieken. Er is ook een toenemende intolerantie en verharding in ons werelddeel ten aanzien van asielzoekers uit verarmde delen van de wereld.
            In het gespreksmateriaal voor de groeigroepen rondom het thema “Inburgeren in Gods koninkrijk” gaat het bij dit thema over wat Paulus schrijft in Romeinen 13: 1-8, een sleuteltekst als het gaat over de houding van gelovigen ten opzichte van de overheid.
Hier zullen we ons concentreren op het voorbeeld van onze Heer, een voorbeeld dat je  kunt karakteriseren als “kracht in krachteloosheid”, iets wat door Paulus als volgt wordt verwoord: “Als ik zwak ben, dan ben ik machtig” (I Kor.1: 18ff; 2 Kor 12: 10).
            Jezus leefde in een tijd en cultuur die veel bedreigender was dan de onze.
Hij werd tenslotte als een revolutionaire rebel gekruisigd, al was dat door valse beschuldigingen. Jezus leefde in bezet gebied, waar de Romeinen heersten met ijzeren hand in het gehele gebied rondom de Middellandse Zee. Er leefde een diepe hunkering naar vrijheid bij de Joden, een verlangen naar de ‘gouden eeuw’ van Israël, het tijdperk van David en Salomo. Er waren in de tijd van Jezus dan ook geregeld gewelduitbarstingen tegen de Romeinse bezetters, die wreed werden neergeslagen. In Handelingen 5: 34-37 verhaalt Gamaliël in het Joodse Sanhedrin over revolutionaire verzetsstrijders als Theudas en Judas de Galileeër die bloedig aan hun einde kwamen. Barabbas, die in plaats van Jezus werd vrijgelaten door Pilatus, was waarschijnlijk ook zo’n verzetsheld. We moeten ook bedenken dat 40 jaar na Jezus’ dood er in het jaar 70 na Christus een opstand volgde tegen het Romeinse gezag waardoor geheel Jeruzalem werd verwoest en de Joden werden verstrooid ver buiten Palestina. Jezus leefde dus in een explosieve, politieke situatie – een situatie die vele huidige Christenen, die leven als gelovige minderheid onder verdrukking, zich beter kunnen voorstellen dan wij.
De Romeinse overheersers regeerden vaak indirect via een netwerk van corrupte, lokale heersers (zoals Herodus en zijn familie). De totale belastingdruk van de Romeinse en Joodse heersers samen bedroeg meer dan 40% van het loon dat de gewone man verdiende. Daarnaast moest men voor sommige diensten extra smeergeld betalen.
De vraag die Jezus kreeg over het betalen van belasting (Matt. 17: 24-27) had deze achtergrond en was een gemene strikvraag omdat Jezus zowel de Romeinse bezetters als zijn Joodse aanhangers met zijn antwoord tegen zich in het harnas kon jagen. Toen Jezus werd beschuldigd bij zijn verhoor door Pilatus dook de beschuldiging, dat hij mensen zou hebben verboden belasting te betalen aan de keizer, opnieuw op (Zie Lukas 23:2).

            Het verzet van de Joden tegen de Romeinse bezetting en tegen de uitbuiting nam verschillende vormen aan. De partij van de Sadduceeërs was een tolerante religieuze partij van rijke landeigenaren die nauw samenwerkten met de Romeinen en er zelf beter van werden. De Essenen vormden een fanatieke, religieuze kloosterorde die afgezonderd wilde leven als een heilige gemeenschap. En de partij van de Farizeeërs stond daar wat tussen in. Ze hadden minder politieke belangen dan de Sadduceeërs en deelden met de Essenen het verlangen om Gods wetten strikt te handhaven. Daarnaast was er een kleine, revolutionaire groep, de Zeloten, die met geweld en terreur hun doel wilden bereiken. De benaming ‘zeloot’ betekent ‘ijveraar’- iemand die radicaal gaat voor bijbelse idealen.
            Jezus moest in zijn houding tegenover de overheden uit zijn tijd rekening houden met deze verschillende partijen en hun reacties op zijn optreden. Zijn optreden trok nogal wat belangstelling en kon gemakkelijk worden gezien als een politieke manifestatie. In Oosterse landen zijn politiek en religie toch vaak vervlochten en dit was bezet gebied.
            Zo zal de tempelreiniging, die in de evangeliën zowel aan het begin als aan het einde van Jezus’ optreden wordt vermeld (Joh.2: 13-25; Lukas 19: 45-48), en de intocht in Jeruzalem die eraan voorafgaat, waarbij het volk roept “Gezegend hij die komt, de Koning in de naam des Heren” door de Romeinse soldaten met argwaan zijn bekeken, terwijl de rijke Sadduceeërs hun bron van inkomsten vanuit de tempelmarkt bedreigd zagen.
            De onderkoning Herodus Antipas, die Johannes de Doper liet vermoorden, dreigde ook Jezus te liquideren, want Jezus kreeg de waarschuwing: “Vertrek, ga weg van hier, want Herodus wil u doden!” (Lukas 13: 31)  Het antwoord van Jezus: “Zeg tegen die vos…” zal niet geholpen hebben om die dreiging te verminderen.
            Een bijzonder politiek geladen vraag was ook de strikvraag: “Is het toegestaan belasting te betalen aan de keizer of niet? ” ( Mark. 12: 13-17). Jezus kon die vraag niet met “ja”of “nee” beantwoorden zonder iemand te beledigen. Een simpel “ja”zou hem onpopulair maken bij het gewone volk dat zwaar werd uitgebuit; een “nee” zou hem in het kamp van de gewelddadige Zeloten zetten en een conflict met de Romeinen uitlokken.
Er waren in die tijd twee soorten muntstukken in omloop onder de Joden: de Romeinse drachme die gold als algemeen betaalmiddel waarop de beeltenis van keizer Ceasar prijkte en de Joodse shekel die als Joods betaalmiddel werd gebruikt. In de tempel mocht men alleen shekels gebruiken.
Jezus verbaasde iedereen met zijn antwoord “Geef wat van de keizer is aan de keizer, en geef aan God wat God toebehoort.” Ze waren met stomheid geslagen, schrijft Markus.
Hun verbazing  kwam voort uit het feit dat Jezus met zijn antwoord precies tussen twee gevaarlijke kliffen doorzeilde. Men kon hem niet beschuldigen van verzet tegen de Romeinse belasting en tegelijk kwam hij openlijk op voor het meerdere gezag van God.
De vraag die Jezus eerst stelde: “Van wie is dit een beeltenis en van wie is het opschrift?” duwde juist de vraagstellers in de hoek. Wat deden zij met het Romeinse geld in hun zak terwijl er ook Joods geld was met de beeltenis van de Joodse zevenarmige menora?

            Nooit zette Jezus zijn discipelen aan tot gewelddadige actie of publiek protest tegen mistoestanden. De tempelreiniging was een daad van heilige verontwaardiging over de ontheiliging van zijn Vaders huis. Jezus zei: “Er staat geschreven: ‘Mijn huis moet een huis van gebed zijn, maar jullie hebben er een rovershol van gemaakt!’” (Luk. 19:46).
Het gewelddadige verzet van Petrus, die de knecht van de hogepriester het oor afsloeg, werd onmiddellijk door Jezus veroordeeld en bezworen met de woorden: “Steek je zwaard terug op zijn plaats. Want wie naar het zwaard grijpt, zal door het zwaard omkomen. Weet je niet dat ik mijn Vader maar te hulp hoef te roepen en hij mij onmiddellijk meer dan 12 legioenen engelen ter beschikking zou stellen? Maar hoe zouden dan de Schriften in vervulling gaan, waar staat dat het zo moet gebeuren?”  Door het oor van de gewonde man te genezen en zijn leerling te bestraffen nam Jezus afstand van gewelddadige actie.
            Ook later, tijdens de verhoren in de nacht voor zijn kruisiging, verzette Jezus zich niet tegen bespottingen en beschuldigingen. Tijdens de ondervraging door Pilatus zweeg hij (Joh. 19:9) en vervulde zo de profetie van Jesaja 53:7, “Hij werd mishandeld, maar verzette zich niet en deed zijn mond niet open.”
Deze lijdzame houding van Jezus tegenover de agressie van zijn belagers heeft diepe indruk gemaakt op de van nature opvliegende Petrus. Op latere leeftijd schrijft hij aan kerken die vervolgd worden en roept hen dan op het voorbeeld van Jezus te volgen.
“Erken het gezag van bestuurders die door de mensen zijn aangesteld; van de keizer, de hoogste autoriteit, en van de gouverneur, die hij heeft aangesteld om misdadigers te straffen en te belonen wie het goede doen…”, schrijft Petrus in I Petrus 2: 13.
En hij vervolgt, als hij zich richt tot gelovige slaven die onverdiend en onterecht moeten lijden: “Dat is uw roeping; ook Christus heeft geleden, om uwentwil, en u daarmee een voorbeeld gegeven. Treed dus in de voetstappen van hem die geen enkele zonde beging en over wiens lippen geen leugen kwam. Hij werd gehoond maar hoonde zelf niet, hij leed en dreigde niet, hij liet het oordeel over aan hem die rechtvaardig oordeelt…..Door zijn striemen bent u genezen.”

            Op de avond vóór zijn arrestatie en lijden, toen Jezus al voorzag dat hij zijn levenseinde tegemoet ging, onderwees hij zijn discipelen over wat hen te wachten stond en bad voor hen. Net als Jezus zelf zou de wereld hen haten (Joh. 15: 18-21; 17: 14-19). Hij bad niet dat zijn Vader hen uit de wereld zou wegnemen, maar wel of hij hen in een vijandige wereld wilde beschermen. “Ze horen niet bij wereld” bad Jezus, “Ik zend hen wel naar de wereld” ( Joh. 17: 16-18). In de wereld maar niet van de wereld – dat is de positie van Gods kinderen. Ons hart, onze hartstoewijding ligt elders.
            Tijdens zijn verhoor door Pilatus werd Jezus door hem gevraagd: “Bent u de koning van de Joden?”  Jezus antwoordde: ‘Mijn koningschap hoort niet bij deze wereld. Als mijn koningschap bij deze wereld hoorde zouden mijn dienaren wel gevochten hebben om te voorkomen dat ik aan de Joden zou worden uitgeleverd. Maar mijn koninkrijk is niet van hier”(Joh. 19: 36).
Jezus erkent hier dat zijn koningschap geen aardse, plaatselijke en politieke focus heeft. Het is een geestelijke heerschappij die wortelt in Gods eeuwige plan van verlossing. De grootheid en glorie van God werden zichtbaar in het lijden en de vernedering van Jezus.

            We hebben vrij uitvoerig stilgestaan bij de manier waarop Jezus omging met de politieke en religieuze machten in zijn tijd. Zijn voorbeeld heeft ons in onze omgang met huidige overheden en machthebbers nog veel te zeggen.
            Jezus onderwierp zich gewillig aan de machthebbers van zijn tijd. Hij kwam niet tegen hen in verzet en riep zijn discipelen en volgelingen ook niet op dat te doen.
Hoewel hij de schijnheiligheid van de Joodse religieuze leiders doorzag en geregeld ontmaskerde, stookte hij niemand op tegen hen in verzet te komen.
In navolging van onze Heer, dienen we als gelovigen ook ons te onderwerpen aan de overheden en bestuurders die zijn aangesteld. Petrus roept slaven uit zijn tijd op zich te onderwerpen aan hun meesters, “niet alleen aan de goede en rechtvaardige, maar ook aan de onrechtvaardige” (I Petrus 2:18). Onverdiend leed verdragen voor goede daden wordt door hem zelfs omschreven als ‘een blijk van Gods genade” (I Petrus 2: 20).
            Jezus verwierp alle gewelddadige actie, ook als de agressie tegen hem en zijn leerlingen dat wel rechtvaardigde. Zijn reactie op de geweldsuitbarsting van Petrus tijdens zijn arrestatie spreekt wat dat betreft boekdelen: “Wie naar het zwaard grijpt, zal door het zwaard omkomen” (Matt.26:52). Geweld baart altijd meer en heftiger geweld. Jezus kwam juist om die duivelsspiralen van haat, geweld en dood te doorbreken.
In Romeinen 13: 1-2 wordt in diezelfde trant door Paulus zelfs gesteld dat verzet tegen de door God aangestelde overheid, verzet betekent tegen een instelling van God, en wie dat doet roept over zichzelf zijn veroordeling af.
            Meerdere keren maakte Jezus duidelijk dat het niet aan zijn volgelingen is om de belasting van aardse overheden te ontduiken. We zagen al hoe hij dit onderwees na de strikvraag van de Farizeeërs, en ook met de miraculeuze geschiedenis van Matt. 17: 24-27 leert hij zijn discipelen dat ze tol of belasting dienen te betalen aan wie dat van hen eist. 
            Tegelijkertijd maakt Jezus vaak wel duidelijk dat er een hoger gezag is dan de aardse overheden aan wie zijn discipelen allereerst verantwoording schuldig zijn. Hij leert hen over een koninkrijk dat “niet is van deze wereld”- een geestelijk koningschap in het hart van zijn volgelingen waardoor ze spontaan van binnenuit zijn belangen centraal stellen en zich ten diepste niet afhankelijk weten van aardse machthebbers.
“Vader, in uw handen leg ik mijn geest”, bad Jezus net voor zijn sterven. Het is vanuit die overgave aan een Macht groter dan alle aardse machten, dat we mogen leven. In Gods hand mogen we ons geborgen weten, zelfs middenin stormen die ons leven bedreigt.
            Jezus was toen het erop aankwam dan ook niet bang voor de macht van aardse machthebbers. Hoewel hij eerder het in Getsemane moeilijk had met zijn naderende einde, zegt hij ronduit tegen een dreigende Pilatus: “De enige macht die u over mij hebt, is u van boven gegeven” (Joh. 19: 11). Tijdens dit gesprek wordt niet van Jezus, maar juist van Pilatus gezegd dat hij “erg bang” werd (Joh. 19:8).

            Een bordje met de tekst “Jezus uit Nazareth, koning van de Joden”, liet Pilatus in drie talen op het kruis van Jezus aanbrengen. Zelfs terwijl Jezus aan het kruis hing werd die tekst door de Joodse leiders betwist (Joh. 19: 19-22). Maar ongewild verkondigde Pilatus met deze inscriptie voor heel de wereld de waarheid. Want vandaag belijden miljoenen wereldwijd dat Jezus Christus is de Koning der koningen en de Heer van alle heren. Alleen zijn koningschap duurt tot in eeuwigheid! Amen.