D2 Hart voor de schepping – 25 maart
2012-03-24
Preek over Psalm 148 en Rom 8: 18-23. Door ds. Henk van der Velde
Thema:
‘Juichen of zuchten om de schepping?’
Aanvullende discussiestellingen voor
groeigroepen:
1. ‘Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw’ is een goede
reactie op de milieu problematiek.
2. De kerk moet zich richten op het redden van zielen, niet op het
redden van de natuur.
3. De milieuproblematiek is wel op te lossen als we het goed regelen
met elkaar.
4. Natuurrampen ‘Acts of God’ zijn een steeds zwaarder oordeel van God
over onze zonde.
5. Zorg voor het milieu is meer een linkse hobby dan een christelijke
plicht.
a. Tuinen in de Bijbel
Op de eerste bladzijden van onze bijbel lezen over een prachtige tuin, de paradijstuin waar Adam en Eva wandelden met God. Hebt u nooit geprobeerd daar een voorstelling van te maken of erover gefantaseerd. Het was een prachtig oord van volmaakte harmonie.
In Indonesië zijn we wel op plekken geweest waar het er uiterlijk op leek – en ga je binnenkort op bezoek in de Keukenhof dan kun je er ook in ons land wel iets van beleven. In de pracht van de natuur ervaren wij iets van de creativiteit en grootsheid van de Schepper.
Zou dat de reden zijn dat er aan het eind van de Bijbel, in het laatste hoofdstuk, in Openbaring 22: 1-5, weer een paradijstuin wordt geschilderd. Er stroomt een kristalheldere rivier omringd door levensbomen met allerlei vruchten die de volken genezen.
En middenin de bijbel, op de climax van Gods openbaring op aarde staan we ook in een tuin – de graftuin, getekend in Johannes 20, waar op de Paasmorgen Maria van Magdala de opgestane Heer ontmoet terwijl ze eerst denkt dat het de tuinman is.
Drie
tuinen – op drie hoogtepunten van Gods heilswerk: Genesis, Openbaring, Johannes. En
dan is er nog de liefdestuin, die wordt getekend in het bijbelboek
Hooglied. Blijkbaar is de schepping van God hecht vervlochten met het heil van
ons mensen. De tuin blijkt van belang aan het begin van de schepping als bron
maar ook aan het einde als een horizon.
De
woonplaats van God wordt afgebeeld als geordende natuur – een plaats waar
veiligheid en rust te vinden zijn, waar schoonheid en harmonie heersen, waar
creativiteit en goede vruchten worden genoten, waar chaos, woestijn en
gebrokenheid zijn overwonnen. Zo’n plek noemt de bijbel een tuin en ergens zijn
we allemaal op zoek naar zo’n plek. We proberen het te creëren rond eigen huis
en haard; we zoeken het op vakanties dichtbij en veraf – en al dat zoeken
reflecteert de hunkering van ons mensen naar onze bron, bestemming en horizon. Het
is het oerheimwee dat leeft in ons hart – naar de plaats waar eens onze
voorvader Adam met God wandelde in de avondkoelte als met een goede vriend. In
alle tijden, in alle landen vormen tuinen expressies van het diepste verlangen
in ons hart.
b. Slangen en
onkruid
In Genesis 3 lezen we over de oorsprong van het kwaad in onze
wereld. De Boze is niet alleen werkzaam in en onder ons mensen maar beïnvloedt
heel Gods mooie schepping. Eén van de schepselen die de Heer heeft gemaakt, de
slimme slang, is het kanaal waardoor de Boze de mensen benadert. Een boom met
prachtige, verleidelijke vruchten is de expressie van wat God voor ons bestwil
heeft verboden. De aarde deelt ook in de vloek die over de wereld komt.
Onkruidgewassen als dorens en distels zullen het werk van de mens bemoeilijken;
de weersomstandigheden gaan de groei van gewassen belemmeren. En voor het eerst
worden er dieren gedood om de naaktheid van de mensen te bedekken – symbolen
van offers in latere tijden.Sinds het moment waarop de mensheid zich afkeerde van de Here en andere machten ging vertrouwen veranderde hun woonplaats op aarde van een paradijstuin vol harmonie in een gebroken wereld waar chaos, wanorde, gebrokenheid, pijn en dood heersen.
Er zijn nu geen onbedorven paradijsjes meer – en lijken ze er soms wel te zijn dan worden ze vroeg of laat toch geïnfiltreerd door slangen en onkruidzaad.
Het zaad van de slang in de vorm van wantrouwen, jaloersheid, boosheid woekert overal omhoog in mensenharten. Wij zijn zelf niet immuun voor dat zaad omdat we deel vormen van de schepping die is aangetast door verderf en gebrokenheid. Toch is er ook veel goeds.
c. De schepping
juicht!
Er is een populair lied dat we in
onze gemeente ook vaak zingen. Het refrein gaat zo: Heilig is de Heer
de schepping juicht! de schepping juicht!
Heilig is de Heer
de schepping juicht!
de schepping juicht! En dat dan twee keer achter elkaar (Opw 586)
Ik vind het een prachtig lied en zing het graag.
Het begint met “Heel de schepping geeft U eer, buigt zich vol aanbidding neer.”
En het 2e couplet is: “Heel de schepping zingt U lof; U alleen bent onze God..”
Wanneer we dat zingen dan denk ik aan de weidsheid van de wolken- of sterrenhemel, aan een prachtige zonsondergang aan zee, aan het uitzicht vanaf een bergtop; aan de regenboog – maar ook aan een roodborstje, een madeliefje of een simpele grasspriet.
Wat is de schepping van onze God oneindig creatief en gevarieerd. Er zijn zoveel verschillende soorten dieren, planten, bloemen, insecten, vissen, bomen en struiken
Wij kunnen de grootsheid van de sterrenhemel niet eens bevatten met onze ogen; de grenzen van het heelal en van de tijd waarin we leven zijn voor ons een oneindig mysterie.
En het past ons de grote Schepper van dat alles te aan bidden.
Alles wat er is looft zijn heilige naam – simpel door er te zijn.
Psalm 148 gaat daarover.
Het begint met de bewoners van de hemel – vs 1-2.
Het daalt af naar het heelal – vs 3-4
Want heel die oneindige ruimte is door de Heer gemaakt – vs 6
En dat geldt ook voor onze aarde, zelfs voor onpersoonlijke machten – vs 7-8
Het breidt zich uit naar heel de natuurwereld, de fauna en de flora – vs 9-10
Ook wij, van de grootste tot de kleinste, ontkomen niet aan Gods macht – vs 11-12
Alles bestaat tot Gods eer – vs 13. Wat een God is Hij!
Zoals Ps 148 zijn er meer psalmen en liederen waarin de grootheid van Gods schepping wordt bezongen. Wij kennen de Here niet slechts door de bijbel, niet alleen door Jezus en Zijn Geest maar ook door heel de wondere wereld om ons heen.
Onlangs was hier een jeugddienst en daarin werd gevraagd: "Waar is je hart vol van”?
Een mevrouw zei toen: “Apart dat u dat aan mij vraagt, want ik ben geen christen – maar ik zou zeggen: de zee. Wat jullie als gelovigen vinden in God, dat vind ik bij de zee: rust, ontspanning.” Ik vond dat best een heel mooi antwoord.
Want het is waar dat we in de schepping veel van God kunnen herkennen.
Wie veel geniet van Gods mooie schepping is niet ver van Gods hart.
Heel de schepping juicht – je hoort het niet – maar alles is vol van de grote Maker.
Op alles staat met onzichtbare inkt: Made in heaven!
De schepping juicht tot haar Maker.
Maar tegelijkertijd is er ook een andere waarheid; een andere werkelijkheid:
d. De schepping
zucht!
Die
andere kant van de medaille is dat heel de schepping zucht.Dat zijn woorden van Paulus uit de bekende brief aan de Romeinen.
Een brief, waarin alle hoofdthema’s van het christelijke geloof ter sprake komen.
De zonde en schuld van mensen tegenover God de Vader.
De vergeving en verzoening door het bloed van Christus.
Het nieuwe leven door de Geest.
In hoofdstuk 8 gaat over die Geest. Wat er staat over het nieuwe leven is niet eenzijdig. Het walst niet met glorieklanken over de rauwe werkelijkheid van het leven heen. Er is ook aandacht voor de donkere kanten van ons bestaan.
Dat staat in verband met alle nare dingen die gebeuren in ons leven en in de wereld, ver weg en soms dichtbij. Paulus spreekt over het lijden van de tegenwoordige tijd.
En hij gaat daar heel diep op in. Dat komt omdat hij het ook zelf heeft ervaren: “ wij weten dat de hele schepping nog altijd als in barensweeën zucht en lijdt.”
Zuchten dat is iets heel dieps. Wij zeggen wel eens: Dat komt uit iemands tenen. Ja het hele lichaam doet mee, en het komt omdat het hart, het hele innerlijk meedoet. Lichaam en ziel doen daarin mee. Door onrust slaap je niet goed en kun je ziek worden.
Zuchten heeft te maken met leed en gebrokenheid, met vergankelijkheid en frustratie. Dat diepe zuchten begon vanaf de zondeval in Genesis 3.
Paulus laat zien dat het niet los staat van de schuld van ons mensen. De mens die niet tuinman op Gods aarde wil zijn - maar die zelf als God –Koning- wil zijn.
Al kun je niet van alle zuchten en lijden zeggen dat het onze eigen schuld is.
Er blijft een donker raadsel, het duistere raadsel van het leed – vaak ongelijk verdeeld.
Hoe dan ook: we hebben wel te maken met een zuchtende en steunende schepping.
Denk aan de groeiende woestijngebieden, aan de milieucrisis, aan de opwarming van de aarde, de uitbuiting van de grondstoffen, de vervuiling van de oceanen.
Of denk in deze weken aan Syrië. Aan de oorlog in Afghanistan en Irak. Aan het leed van Christenen in vele landen. Aan huilende mensen in België.
Denk aan de afdelingen voor Oncologie in de ziekenhuizen.
Denk aan verpleeghuizen en psychiatrische instellingen.
Zo kun je nog wel even doorgaan. Er is onnoemelijk veel leed.
De schepping juicht lang niet altijd. Ze jankt, ze kraakt, ze bloedt, ze zucht.
“In al haar delen”, zegt Paulus in Rom 8. Hij veegt dat niet aan de kant.
Maar hij zegt gelukkig nog wel meer, veel meer.
e. Ook wij zuchten mee - en wij niet alleen.
De Franse filosoof Blaise Pascal zegt dat ergens: “Wie spreekt over God en niet spreekt over het lijden, wordt overmoedig.
Wie spreekt over het lijden en niet over God, wordt wanhopig.”
En daarom spreekt Paulus ook zo uitgebreid over de Geest. De schepping zucht.
“En wij die de Geest als eerste gave ontvangen hebben, zuchten ook.”
Wij ook! Dat komt door de Geest! Dat zuchten. Dat hoor je niet zo vaak als het over de Geest gaat. Je hoort vaak over de gaven van de Geest, mooie gaven ook, de een is nog mooier dan de ander, maar zelden over dit: het zuchten door de Geest.
Maar ook dat is een gave van de Geest. Het reflecteert zelfs het zuchten van God zelf.
Want Paulus gaat zelfs nog een stap verder in Rom. 8: 26 als hij schrijft: “de Geest zelf pleit voor ons met woordloze zuchten.” De Heilige Geest zucht ook!
Hoe kan het anders? Want de Geest is ook de Geest van Jezus. Die ook heeft gezucht.
In deze lijdenstijd staan we daarbij stil. We zingen bv. met Psalm 22 over zijn lijden,
Mijn God, mijn God, waarom verlaat Gij mij
en blijft zo ver weg, terwijl ik tot U schrei, en redt mij niet, maar gaat aan mij voorbij?.
Hoe blijft Gij zwijgen?
Mijn God, ik doe tot U mijn kreten stijgen
bij dag, bij nacht. Tot U slechts kan ik vluchten,
maar krijg geen rust, geen antwoord op mijn zuchten in klacht op klacht.
Dit is ook waar Paulus het over heeft: Er is een hele speciale manier van zuchten. Het is geen wanhopig zuchten, maar het is hopend zuchten.
Zoals bij een bevalling. Dan wordt er ook gezucht. Maar dat is hopend zuchten: de hoop op het nieuwe leven. Paulus schrijft: “wij zuchten in onszelf in afwachting van de openbaring dat we kinderen van God zijn, de verlossing van ons sterfelijk bestaan.” (Romeinen 8:23)
Het gaat dus in het evangelie niet alleen de verlossing van ons eigen lichaam.
Het gaat om de verlossing van de gehele schepping.
Heel de schepping zal bevrijd worden van de slavernij aan de vergankelijkheid en zal delen in de vrijheid en luister van Gods kinderen (Romeinen 8: 21).
Dus Goddank, het wordt eens anders. Het zuchten gaat voorbij.
En dan komt de grote jubel. Een Paasjubel voor eeuwig.
Van heel de schepping – een herstelde schepping; herschapen door de Koning.
Pas dan kunnen we volop kunnen juichen: tot dan zullen we ook nog vaak zuchten.
f. Tuinieren
onder leiding van de grote Hovenier
Ondertussen zijn we door de Here God hier op zijn goede aarde
aangesteld: als zijn tuinmannen, als rentmeesters. We zitten in die rare positie
tussen juichen en zuchten. We verheugen ons over alles wat groeit en bloeit – vooral nu weer in de lentetijd.
Maar we zuchten en zwoegen evengoed omdat er zoveel vernield wordt en kapot gaat. Vaak – soms onbewust – doen we zelf mee aan die vernieling en uitbuiting van Gods aarde. erwijl Hij ons mensen heeft aangesteld om de aarde te bewerken en te bewaren. In de prachtige tuin van God die onze aarde is, zijn we allemaal, net als Adam aangesteld als tuinman.
We zijn er verantwoordelijk voor ons eigen stukje, voor onze eigen ecologische footprint.
Het is belangrijk hoe we omgaan met talenten en middelen die de Here ons toevertrouwde. Een goede tuinman gaat niet in de eerste plaats voor snelle, shortterm resultaten maar zorgt ook voor groei en bloei op langere termijn. We moeten niet slechts willen oogsten en consumeren en genieten maar ook bereid zijn om te ploegen, te bemesten en te verrijken.
Onze verantwoording is de tuin nu te laten bloeien, maar wel zo dat komende generaties niet met een woestijn van een verschroeide aarde zitten opgescheept.
We dienen Gods goede aarde, Zijn tuin onderhouden en bewaren, zodat ook volgende generaties daarvan kunnen genieten en niet te lijden hebben door onze uitbuiting. Want uiteindelijk is de aarde niet van ons – we hebben haar slechts tijdelijk in bruikleen.
Jezus sprak geregeld over zichzelf als een zaaier, een herder, een wijnboer.
“Mijn Vader is de landman, de grote Hovenier”, zei Hij (Joh. 15: 1 en 8).
“De grootheid van mijn vader zal zichtbaar worden wanneer jullie veel vrucht dragen...”
Laten we daarom bidden – en eraan werken. Amen.
(Hierna zingen we het gebed uit Gezang 78, "Laat m'in U blijven, groeien, bloeien...")
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reacties zijn welkom