zaterdag 24 maart 2012


D2 Hart voor de schepping – 25 maart 2012-03-24


Preek over Psalm 148 en Rom 8: 18-23.  Door ds. Henk van der Velde
Thema:  ‘Juichen of zuchten om de schepping?’





Aanvullende discussiestellingen voor groeigroepen:
1. ‘Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw’ is een goede reactie op de milieu problematiek.

2. De kerk moet zich richten op het redden van zielen, niet op het redden van de natuur.

3. De milieuproblematiek is wel op te lossen als we het goed regelen met elkaar.

4. Natuurrampen ‘Acts of God’ zijn een steeds zwaarder oordeel van God over onze zonde.

5. Zorg voor het milieu is meer een linkse hobby dan een christelijke plicht.


Vrienden van de grote Koning Jezus,
a.     Tuinen in de Bijbel
Op de eerste bladzijden van onze bijbel lezen over een prachtige tuin, de paradijstuin waar Adam en Eva wandelden met God. Hebt u nooit geprobeerd daar een voorstelling van te maken of erover gefantaseerd. Het was een prachtig oord van volmaakte harmonie.
In Indonesië zijn we wel op plekken geweest waar het er uiterlijk op leek – en ga je binnenkort op bezoek in de Keukenhof dan kun je er ook in ons land wel iets van beleven. In de pracht van de natuur ervaren wij iets van de creativiteit en grootsheid van de Schepper.
Zou dat de reden zijn dat er aan het eind van de Bijbel, in het laatste hoofdstuk, in Openbaring 22: 1-5, weer een paradijstuin wordt geschilderd. Er stroomt een kristalheldere rivier omringd door levensbomen met allerlei vruchten die de volken genezen.
En middenin de bijbel,  op de climax van Gods openbaring op aarde staan we ook in een tuin – de graftuin, getekend in Johannes 20, waar op de Paasmorgen Maria van Magdala de opgestane Heer ontmoet terwijl ze eerst denkt dat het de tuinman is.

Drie tuinen – op drie hoogtepunten van Gods heilswerk: Genesis, Openbaring, Johannes. En dan is er nog de liefdestuin, die wordt getekend in het bijbelboek Hooglied. Blijkbaar is de schepping van God hecht vervlochten met het heil van ons mensen. De tuin blijkt van belang aan het begin van de schepping als bron maar ook aan het einde als een horizon.
De woonplaats van God wordt afgebeeld als geordende natuur – een plaats waar veiligheid en rust te vinden zijn, waar schoonheid en harmonie heersen, waar creativiteit en goede vruchten worden genoten, waar chaos, woestijn en gebrokenheid zijn overwonnen. Zo’n plek noemt de bijbel een tuin en ergens zijn we allemaal op zoek naar zo’n plek. We proberen het te creëren rond eigen huis en haard; we zoeken het op vakanties dichtbij en veraf – en al dat zoeken reflecteert de hunkering van ons mensen naar onze bron, bestemming en horizon. Het is het oerheimwee dat leeft in ons hart – naar de plaats waar eens onze voorvader Adam met God wandelde in de avondkoelte als met een goede vriend. In alle tijden, in alle landen vormen tuinen expressies van het diepste verlangen in ons hart.

b.     Slangen en onkruid
In Genesis 3 lezen we over de oorsprong van het kwaad in onze wereld. De Boze is niet alleen werkzaam in en onder ons mensen maar beïnvloedt heel Gods mooie schepping. Eén van de schepselen die de Heer heeft gemaakt, de slimme slang, is het kanaal waardoor de Boze de mensen benadert. Een boom met prachtige, verleidelijke vruchten is de expressie van wat God voor ons bestwil heeft verboden. De aarde deelt ook in de vloek die over de wereld komt. Onkruidgewassen als dorens en distels zullen het werk van de mens bemoeilijken; de weersomstandigheden gaan de groei van gewassen belemmeren. En voor het eerst worden er dieren gedood om de naaktheid van de mensen te bedekken – symbolen van offers in latere tijden.
Sinds het moment waarop de mensheid zich afkeerde van de Here en andere machten ging vertrouwen veranderde hun woonplaats op aarde van een paradijstuin vol harmonie in een gebroken wereld waar chaos, wanorde, gebrokenheid, pijn en dood heersen.
Er zijn nu geen onbedorven paradijsjes meer – en lijken ze er soms wel te zijn dan worden ze vroeg of laat toch geïnfiltreerd door slangen en onkruidzaad.
Het zaad van de slang in de vorm van wantrouwen, jaloersheid, boosheid woekert overal  omhoog in mensenharten. Wij zijn zelf niet immuun voor dat zaad omdat we deel vormen van de schepping die is aangetast door verderf en gebrokenheid. Toch is er ook veel goeds.

c.      De schepping juicht!
Er is een populair lied dat we in onze gemeente ook vaak zingen. Het refrein gaat zo:
Heilig is de Heer
de schepping juicht! de schepping juicht!
Heilig is de Heer
de schepping juicht!
de schepping juicht!  En dat dan twee keer achter elkaar   (Opw 586)
Ik vind het een prachtig lied en zing het graag.
Het begint met “Heel de schepping geeft U eer, buigt zich vol aanbidding neer.”
En het 2e couplet is: “Heel de schepping zingt U lof; U alleen bent onze God..”
Wanneer we dat zingen dan denk ik aan de weidsheid van de wolken- of sterrenhemel,  aan een prachtige zonsondergang aan zee, aan het uitzicht vanaf een bergtop; aan de regenboog – maar ook aan een roodborstje, een madeliefje of een simpele grasspriet.
Wat is de schepping van onze God oneindig creatief en gevarieerd. Er zijn zoveel verschillende soorten dieren, planten, bloemen, insecten, vissen, bomen en struiken
Wij kunnen de grootsheid van de sterrenhemel niet eens bevatten met onze ogen; de grenzen van het heelal en van de tijd waarin we leven zijn voor ons een oneindig mysterie.
En het past ons de grote Schepper van dat alles te aan bidden.
Alles wat er is looft zijn heilige naam – simpel door er te zijn.
           Psalm 148 gaat daarover.
Het begint met de bewoners van de hemel – vs 1-2. 
Het daalt af naar het heelal – vs 3-4
Want heel die oneindige ruimte is door de Heer gemaakt – vs 6
En dat geldt ook voor onze aarde, zelfs voor onpersoonlijke machten – vs 7-8
Het breidt zich uit naar heel de natuurwereld, de fauna en de flora – vs 9-10
Ook wij, van de grootste tot de kleinste,  ontkomen niet aan Gods macht – vs 11-12
Alles bestaat tot Gods eer – vs 13.  Wat een God is Hij!
Zoals Ps 148 zijn er meer psalmen en liederen waarin de grootheid van Gods schepping wordt bezongen. Wij kennen de Here niet slechts door de bijbel, niet alleen door Jezus en Zijn Geest maar ook door heel de wondere wereld om ons heen.
Onlangs was hier een jeugddienst en daarin werd gevraagd: "Waar is je hart vol van”?
Een mevrouw zei toen: “Apart dat u dat aan mij vraagt, want ik ben geen christen – maar ik zou zeggen: de zee. Wat jullie als gelovigen vinden in God, dat vind ik bij de zee: rust, ontspanning.”  Ik vond dat best een heel mooi antwoord.
Want het is waar dat we in de schepping veel van God kunnen herkennen.
Wie veel geniet van Gods mooie schepping is niet ver van Gods hart.
Heel de schepping juicht – je hoort het niet – maar alles is vol van de grote Maker.
Op alles staat met onzichtbare inkt: Made in heaven!
De schepping juicht tot haar Maker.
Maar tegelijkertijd is er ook een andere waarheid; een andere werkelijkheid:

d.     De schepping zucht!
Die andere kant van de medaille is dat heel de schepping zucht.
Dat zijn woorden  van Paulus uit de bekende brief aan de Romeinen.
Een brief, waarin alle hoofdthema’s van het christelijke geloof ter sprake komen. 
De zonde en schuld van mensen tegenover God de Vader.
De vergeving en verzoening door het bloed van Christus.
Het nieuwe leven door de Geest.
In hoofdstuk 8 gaat over die Geest. Wat er staat over het nieuwe leven is niet eenzijdig. Het walst niet met glorieklanken over de rauwe werkelijkheid van het leven heen. Er is ook aandacht voor de donkere kanten van ons bestaan.
Dat staat in verband met alle nare dingen die gebeuren in ons leven en in de wereld, ver weg en soms dichtbij. Paulus spreekt over het lijden van de tegenwoordige tijd.
En hij gaat daar heel diep op in. Dat komt omdat hij het ook zelf heeft ervaren: “ wij weten dat de hele schepping nog altijd als in barensweeën zucht en lijdt.”
Zuchten dat is iets heel dieps. Wij zeggen wel eens: Dat komt uit iemands tenen. Ja het hele lichaam doet mee, en het komt omdat het hart, het hele innerlijk meedoet.  Lichaam en ziel doen daarin mee. Door onrust slaap je niet goed en kun je ziek worden.
Zuchten heeft te maken met leed en gebrokenheid, met vergankelijkheid en frustratie. Dat diepe zuchten begon vanaf de zondeval in Genesis 3.
Paulus laat zien dat het niet los staat van de schuld van ons mensen. De mens die niet tuinman op Gods aarde  wil zijn -  maar die zelf als God –Koning- wil zijn.
Al kun je niet van alle zuchten en lijden zeggen dat het onze eigen schuld is.
Er blijft een donker raadsel, het duistere raadsel van het leed – vaak ongelijk verdeeld.
Hoe dan ook: we hebben wel te maken met een zuchtende en steunende schepping.
Denk aan de groeiende woestijngebieden, aan de milieucrisis, aan de opwarming van de aarde, de uitbuiting van de grondstoffen, de vervuiling van de oceanen.
Of denk in deze weken aan Syrië. Aan de oorlog in Afghanistan en Irak. Aan het leed van Christenen in vele landen. Aan huilende mensen in België.
Denk aan de afdelingen voor Oncologie in de ziekenhuizen.
Denk aan verpleeghuizen en psychiatrische instellingen.
Zo kun je nog wel even doorgaan. Er is onnoemelijk veel leed. 
De schepping juicht lang niet altijd. Ze jankt, ze kraakt, ze bloedt, ze zucht.
“In al haar delen”, zegt Paulus in Rom 8.  Hij veegt dat niet aan de kant.
Maar hij zegt gelukkig nog wel meer, veel meer.

e.     Ook wij zuchten mee - en wij niet alleen.
De Franse filosoof Blaise Pascal zegt dat ergens:
“Wie spreekt over God en niet spreekt over het lijden, wordt overmoedig.
Wie spreekt over het lijden en niet over God, wordt wanhopig.”
En daarom spreekt Paulus ook zo uitgebreid over de Geest. De schepping zucht.
“En wij die de Geest als eerste gave ontvangen hebben, zuchten ook.”
Wij ook! Dat komt door de Geest! Dat zuchten. Dat hoor je niet zo vaak als het over de Geest gaat. Je hoort vaak over de gaven van de Geest, mooie gaven ook, de een is nog mooier dan de ander, maar zelden over dit: het zuchten door de Geest.
Maar ook dat is een gave van de Geest. Het reflecteert zelfs het zuchten van God zelf.
        Want Paulus gaat zelfs nog een stap verder in Rom. 8: 26 als hij schrijft: “de Geest zelf pleit voor ons met woordloze zuchten.” De Heilige Geest zucht ook!
Hoe kan het anders? Want de Geest is ook de Geest van Jezus. Die ook heeft gezucht.
In deze lijdenstijd staan we daarbij stil.  We zingen bv. met Psalm  22 over zijn lijden,
Mijn God, mijn God, waarom verlaat Gij mij
en blijft zo ver weg, terwijl ik tot U schrei, en redt mij niet, maar gaat aan mij voorbij?.
Hoe blijft Gij zwijgen?
Mijn God, ik doe tot U mijn kreten stijgen
bij dag, bij nacht. Tot U slechts kan ik vluchten,
maar krijg geen rust, geen antwoord op mijn zuchten  in klacht op klacht.
         Dit is ook waar Paulus het over heeft: Er is een hele speciale manier van zuchten. Het is geen wanhopig zuchten, maar het is hopend zuchten.
Zoals bij een bevalling.  Dan wordt er ook gezucht. Maar dat is hopend zuchten: de hoop op het nieuwe leven. Paulus schrijft: “wij zuchten in onszelf in afwachting van de openbaring dat we kinderen van God zijn, de verlossing van ons sterfelijk bestaan.” (Romeinen 8:23)
Het gaat dus in het evangelie niet alleen de verlossing van ons eigen lichaam.
Het gaat om de verlossing van de gehele schepping.
Heel de schepping zal bevrijd worden van de slavernij aan de vergankelijkheid en zal delen in de vrijheid en luister van Gods kinderen (Romeinen 8: 21).
Dus Goddank, het wordt eens anders. Het zuchten gaat voorbij.
En dan komt de grote jubel. Een Paasjubel voor eeuwig.
Van heel de schepping – een herstelde schepping; herschapen door de Koning.
Pas dan kunnen we volop kunnen juichen: tot dan zullen we ook nog vaak zuchten.  

f.       Tuinieren onder leiding van de grote Hovenier
Ondertussen zijn we door de Here God hier op zijn goede aarde aangesteld: als zijn tuinmannen, als rentmeesters. We zitten in die rare positie tussen juichen en zuchten.
We verheugen ons over alles wat groeit en bloeit – vooral nu weer in de lentetijd.
Maar we zuchten en zwoegen evengoed omdat er zoveel vernield wordt en kapot gaat. Vaak – soms onbewust – doen we zelf mee aan die vernieling en uitbuiting van Gods aarde. erwijl Hij ons mensen heeft aangesteld om de aarde te bewerken en te bewaren. In de prachtige tuin van God die onze aarde is, zijn we allemaal, net als Adam aangesteld als tuinman.
We zijn er verantwoordelijk voor ons eigen stukje, voor onze eigen ecologische footprint.
Het is belangrijk hoe we omgaan met talenten en middelen die de Here ons toevertrouwde. Een goede tuinman gaat niet in de eerste plaats voor snelle, shortterm resultaten maar zorgt ook voor groei en bloei op langere termijn. We moeten niet slechts willen oogsten en consumeren en genieten maar ook bereid zijn om te ploegen, te bemesten en te verrijken.
Onze verantwoording is de tuin nu te laten bloeien, maar wel zo dat komende generaties niet met een woestijn van een verschroeide aarde zitten opgescheept.
We dienen Gods goede aarde, Zijn tuin onderhouden en bewaren, zodat ook volgende  generaties daarvan kunnen genieten en niet te lijden hebben door onze uitbuiting. Want uiteindelijk is de aarde niet van ons – we hebben haar slechts tijdelijk in bruikleen.
            Jezus sprak geregeld over zichzelf als een zaaier, een herder, een wijnboer.
“Mijn Vader is de landman, de grote Hovenier”, zei Hij (Joh. 15: 1 en 8).
“De grootheid van mijn vader zal zichtbaar worden wanneer jullie veel vrucht dragen...”
Laten we daarom bidden – en eraan werken.   Amen.   

(Hierna zingen we het gebed uit Gezang 78, "Laat m'in U blijven, groeien, bloeien...")

woensdag 14 maart 2012

D1 Hart voor de overheid - 11 maart 2012

Preek over Johannes 19: 1-11 en 17-22.   Door Henk van der Velde
Over Jezus'houding tegenover de overheid.    Ook lezen I Petrus 2: 13-25

Vrienden van Koning Jezus,
            Wanneer we nadenken over onze overheid in het licht van de Bijbel en in het licht van de wereld waarin wij leven, dan hebben we allereerst veel reden tot dankbaarheid.
Wij mogen ons verheugen in een regering die godsdienstvrijheid garandeert en beschermt; een overheid die zich actief inzet om de minsten te helpen met een netwerk van uitkeringen en instanties; een samenleving waarin Christenen volop hun geluid kunnen laten horen en meeregeren tot in de hoogste regionen. Talloze gelovigen in vele andere landen op aarde kunnen slechts dromen van de vrede en welvaart die wij genieten. Maar het gaat met deze zegeningen vaak net als met onze gezondheid – je wordt je er pas echt bewust van wanneer je het niet meer hebt of als het bedreigd wordt.
            Toch zijn er ook bedenkelijke en zorgelijke tendensen aan te wijzen in ons eigen land en in onze overheid. Het lijkt de laatste tijd alsof de invloed van Christelijke partijen en organisaties steeds verder wordt ingeperkt; alsof er partijen zijn die erop uit zijn de Christelijke fundamenten van onze samenleving te elimineren. Er is een fanatiek secularisme dat niks moet hebben van een Christelijk geluid als het gaat over huwelijk en seksualiteit, over het begin en het einde van het leven, en in het onderwijs en de zorg. 
Ook breder zijn er in onze maatschappij ontwikkelingen die je zorgen kunnen baren. Er ontstaat ook in ons land een steeds bredere kloof tussen arm en rijk. Er zijn managers en directeuren die via bonussen en topsalarissen zichzelf verrijken terwijl hun bedrijven eraan kapot gaan. Er is in onze informatiemaatschappij met alle moderne technieken en sociale media, een ontwikkeling waarbij alles over iedereen centraal bekend is en gecontroleerd kan worden. Het schrikbeeld van Openbaring 13: 16-17 waarbij niemand zonder het merkteken van het beest iets kan kopen of verkopen is niet ondenkbaar meer met de hulp van moderne technieken. Er is ook een toenemende intolerantie en verharding in ons werelddeel ten aanzien van asielzoekers uit verarmde delen van de wereld.
            In het gespreksmateriaal voor de groeigroepen rondom het thema “Inburgeren in Gods koninkrijk” gaat het bij dit thema over wat Paulus schrijft in Romeinen 13: 1-8, een sleuteltekst als het gaat over de houding van gelovigen ten opzichte van de overheid.
Hier zullen we ons concentreren op het voorbeeld van onze Heer, een voorbeeld dat je  kunt karakteriseren als “kracht in krachteloosheid”, iets wat door Paulus als volgt wordt verwoord: “Als ik zwak ben, dan ben ik machtig” (I Kor.1: 18ff; 2 Kor 12: 10).
            Jezus leefde in een tijd en cultuur die veel bedreigender was dan de onze.
Hij werd tenslotte als een revolutionaire rebel gekruisigd, al was dat door valse beschuldigingen. Jezus leefde in bezet gebied, waar de Romeinen heersten met ijzeren hand in het gehele gebied rondom de Middellandse Zee. Er leefde een diepe hunkering naar vrijheid bij de Joden, een verlangen naar de ‘gouden eeuw’ van Israël, het tijdperk van David en Salomo. Er waren in de tijd van Jezus dan ook geregeld gewelduitbarstingen tegen de Romeinse bezetters, die wreed werden neergeslagen. In Handelingen 5: 34-37 verhaalt Gamaliël in het Joodse Sanhedrin over revolutionaire verzetsstrijders als Theudas en Judas de Galileeër die bloedig aan hun einde kwamen. Barabbas, die in plaats van Jezus werd vrijgelaten door Pilatus, was waarschijnlijk ook zo’n verzetsheld. We moeten ook bedenken dat 40 jaar na Jezus’ dood er in het jaar 70 na Christus een opstand volgde tegen het Romeinse gezag waardoor geheel Jeruzalem werd verwoest en de Joden werden verstrooid ver buiten Palestina. Jezus leefde dus in een explosieve, politieke situatie – een situatie die vele huidige Christenen, die leven als gelovige minderheid onder verdrukking, zich beter kunnen voorstellen dan wij.
De Romeinse overheersers regeerden vaak indirect via een netwerk van corrupte, lokale heersers (zoals Herodus en zijn familie). De totale belastingdruk van de Romeinse en Joodse heersers samen bedroeg meer dan 40% van het loon dat de gewone man verdiende. Daarnaast moest men voor sommige diensten extra smeergeld betalen.
De vraag die Jezus kreeg over het betalen van belasting (Matt. 17: 24-27) had deze achtergrond en was een gemene strikvraag omdat Jezus zowel de Romeinse bezetters als zijn Joodse aanhangers met zijn antwoord tegen zich in het harnas kon jagen. Toen Jezus werd beschuldigd bij zijn verhoor door Pilatus dook de beschuldiging, dat hij mensen zou hebben verboden belasting te betalen aan de keizer, opnieuw op (Zie Lukas 23:2).

            Het verzet van de Joden tegen de Romeinse bezetting en tegen de uitbuiting nam verschillende vormen aan. De partij van de Sadduceeërs was een tolerante religieuze partij van rijke landeigenaren die nauw samenwerkten met de Romeinen en er zelf beter van werden. De Essenen vormden een fanatieke, religieuze kloosterorde die afgezonderd wilde leven als een heilige gemeenschap. En de partij van de Farizeeërs stond daar wat tussen in. Ze hadden minder politieke belangen dan de Sadduceeërs en deelden met de Essenen het verlangen om Gods wetten strikt te handhaven. Daarnaast was er een kleine, revolutionaire groep, de Zeloten, die met geweld en terreur hun doel wilden bereiken. De benaming ‘zeloot’ betekent ‘ijveraar’- iemand die radicaal gaat voor bijbelse idealen.
            Jezus moest in zijn houding tegenover de overheden uit zijn tijd rekening houden met deze verschillende partijen en hun reacties op zijn optreden. Zijn optreden trok nogal wat belangstelling en kon gemakkelijk worden gezien als een politieke manifestatie. In Oosterse landen zijn politiek en religie toch vaak vervlochten en dit was bezet gebied.
            Zo zal de tempelreiniging, die in de evangeliën zowel aan het begin als aan het einde van Jezus’ optreden wordt vermeld (Joh.2: 13-25; Lukas 19: 45-48), en de intocht in Jeruzalem die eraan voorafgaat, waarbij het volk roept “Gezegend hij die komt, de Koning in de naam des Heren” door de Romeinse soldaten met argwaan zijn bekeken, terwijl de rijke Sadduceeërs hun bron van inkomsten vanuit de tempelmarkt bedreigd zagen.
            De onderkoning Herodus Antipas, die Johannes de Doper liet vermoorden, dreigde ook Jezus te liquideren, want Jezus kreeg de waarschuwing: “Vertrek, ga weg van hier, want Herodus wil u doden!” (Lukas 13: 31)  Het antwoord van Jezus: “Zeg tegen die vos…” zal niet geholpen hebben om die dreiging te verminderen.
            Een bijzonder politiek geladen vraag was ook de strikvraag: “Is het toegestaan belasting te betalen aan de keizer of niet? ” ( Mark. 12: 13-17). Jezus kon die vraag niet met “ja”of “nee” beantwoorden zonder iemand te beledigen. Een simpel “ja”zou hem onpopulair maken bij het gewone volk dat zwaar werd uitgebuit; een “nee” zou hem in het kamp van de gewelddadige Zeloten zetten en een conflict met de Romeinen uitlokken.
Er waren in die tijd twee soorten muntstukken in omloop onder de Joden: de Romeinse drachme die gold als algemeen betaalmiddel waarop de beeltenis van keizer Ceasar prijkte en de Joodse shekel die als Joods betaalmiddel werd gebruikt. In de tempel mocht men alleen shekels gebruiken.
Jezus verbaasde iedereen met zijn antwoord “Geef wat van de keizer is aan de keizer, en geef aan God wat God toebehoort.” Ze waren met stomheid geslagen, schrijft Markus.
Hun verbazing  kwam voort uit het feit dat Jezus met zijn antwoord precies tussen twee gevaarlijke kliffen doorzeilde. Men kon hem niet beschuldigen van verzet tegen de Romeinse belasting en tegelijk kwam hij openlijk op voor het meerdere gezag van God.
De vraag die Jezus eerst stelde: “Van wie is dit een beeltenis en van wie is het opschrift?” duwde juist de vraagstellers in de hoek. Wat deden zij met het Romeinse geld in hun zak terwijl er ook Joods geld was met de beeltenis van de Joodse zevenarmige menora?

            Nooit zette Jezus zijn discipelen aan tot gewelddadige actie of publiek protest tegen mistoestanden. De tempelreiniging was een daad van heilige verontwaardiging over de ontheiliging van zijn Vaders huis. Jezus zei: “Er staat geschreven: ‘Mijn huis moet een huis van gebed zijn, maar jullie hebben er een rovershol van gemaakt!’” (Luk. 19:46).
Het gewelddadige verzet van Petrus, die de knecht van de hogepriester het oor afsloeg, werd onmiddellijk door Jezus veroordeeld en bezworen met de woorden: “Steek je zwaard terug op zijn plaats. Want wie naar het zwaard grijpt, zal door het zwaard omkomen. Weet je niet dat ik mijn Vader maar te hulp hoef te roepen en hij mij onmiddellijk meer dan 12 legioenen engelen ter beschikking zou stellen? Maar hoe zouden dan de Schriften in vervulling gaan, waar staat dat het zo moet gebeuren?”  Door het oor van de gewonde man te genezen en zijn leerling te bestraffen nam Jezus afstand van gewelddadige actie.
            Ook later, tijdens de verhoren in de nacht voor zijn kruisiging, verzette Jezus zich niet tegen bespottingen en beschuldigingen. Tijdens de ondervraging door Pilatus zweeg hij (Joh. 19:9) en vervulde zo de profetie van Jesaja 53:7, “Hij werd mishandeld, maar verzette zich niet en deed zijn mond niet open.”
Deze lijdzame houding van Jezus tegenover de agressie van zijn belagers heeft diepe indruk gemaakt op de van nature opvliegende Petrus. Op latere leeftijd schrijft hij aan kerken die vervolgd worden en roept hen dan op het voorbeeld van Jezus te volgen.
“Erken het gezag van bestuurders die door de mensen zijn aangesteld; van de keizer, de hoogste autoriteit, en van de gouverneur, die hij heeft aangesteld om misdadigers te straffen en te belonen wie het goede doen…”, schrijft Petrus in I Petrus 2: 13.
En hij vervolgt, als hij zich richt tot gelovige slaven die onverdiend en onterecht moeten lijden: “Dat is uw roeping; ook Christus heeft geleden, om uwentwil, en u daarmee een voorbeeld gegeven. Treed dus in de voetstappen van hem die geen enkele zonde beging en over wiens lippen geen leugen kwam. Hij werd gehoond maar hoonde zelf niet, hij leed en dreigde niet, hij liet het oordeel over aan hem die rechtvaardig oordeelt…..Door zijn striemen bent u genezen.”

            Op de avond vóór zijn arrestatie en lijden, toen Jezus al voorzag dat hij zijn levenseinde tegemoet ging, onderwees hij zijn discipelen over wat hen te wachten stond en bad voor hen. Net als Jezus zelf zou de wereld hen haten (Joh. 15: 18-21; 17: 14-19). Hij bad niet dat zijn Vader hen uit de wereld zou wegnemen, maar wel of hij hen in een vijandige wereld wilde beschermen. “Ze horen niet bij wereld” bad Jezus, “Ik zend hen wel naar de wereld” ( Joh. 17: 16-18). In de wereld maar niet van de wereld – dat is de positie van Gods kinderen. Ons hart, onze hartstoewijding ligt elders.
            Tijdens zijn verhoor door Pilatus werd Jezus door hem gevraagd: “Bent u de koning van de Joden?”  Jezus antwoordde: ‘Mijn koningschap hoort niet bij deze wereld. Als mijn koningschap bij deze wereld hoorde zouden mijn dienaren wel gevochten hebben om te voorkomen dat ik aan de Joden zou worden uitgeleverd. Maar mijn koninkrijk is niet van hier”(Joh. 19: 36).
Jezus erkent hier dat zijn koningschap geen aardse, plaatselijke en politieke focus heeft. Het is een geestelijke heerschappij die wortelt in Gods eeuwige plan van verlossing. De grootheid en glorie van God werden zichtbaar in het lijden en de vernedering van Jezus.

            We hebben vrij uitvoerig stilgestaan bij de manier waarop Jezus omging met de politieke en religieuze machten in zijn tijd. Zijn voorbeeld heeft ons in onze omgang met huidige overheden en machthebbers nog veel te zeggen.
            Jezus onderwierp zich gewillig aan de machthebbers van zijn tijd. Hij kwam niet tegen hen in verzet en riep zijn discipelen en volgelingen ook niet op dat te doen.
Hoewel hij de schijnheiligheid van de Joodse religieuze leiders doorzag en geregeld ontmaskerde, stookte hij niemand op tegen hen in verzet te komen.
In navolging van onze Heer, dienen we als gelovigen ook ons te onderwerpen aan de overheden en bestuurders die zijn aangesteld. Petrus roept slaven uit zijn tijd op zich te onderwerpen aan hun meesters, “niet alleen aan de goede en rechtvaardige, maar ook aan de onrechtvaardige” (I Petrus 2:18). Onverdiend leed verdragen voor goede daden wordt door hem zelfs omschreven als ‘een blijk van Gods genade” (I Petrus 2: 20).
            Jezus verwierp alle gewelddadige actie, ook als de agressie tegen hem en zijn leerlingen dat wel rechtvaardigde. Zijn reactie op de geweldsuitbarsting van Petrus tijdens zijn arrestatie spreekt wat dat betreft boekdelen: “Wie naar het zwaard grijpt, zal door het zwaard omkomen” (Matt.26:52). Geweld baart altijd meer en heftiger geweld. Jezus kwam juist om die duivelsspiralen van haat, geweld en dood te doorbreken.
In Romeinen 13: 1-2 wordt in diezelfde trant door Paulus zelfs gesteld dat verzet tegen de door God aangestelde overheid, verzet betekent tegen een instelling van God, en wie dat doet roept over zichzelf zijn veroordeling af.
            Meerdere keren maakte Jezus duidelijk dat het niet aan zijn volgelingen is om de belasting van aardse overheden te ontduiken. We zagen al hoe hij dit onderwees na de strikvraag van de Farizeeërs, en ook met de miraculeuze geschiedenis van Matt. 17: 24-27 leert hij zijn discipelen dat ze tol of belasting dienen te betalen aan wie dat van hen eist. 
            Tegelijkertijd maakt Jezus vaak wel duidelijk dat er een hoger gezag is dan de aardse overheden aan wie zijn discipelen allereerst verantwoording schuldig zijn. Hij leert hen over een koninkrijk dat “niet is van deze wereld”- een geestelijk koningschap in het hart van zijn volgelingen waardoor ze spontaan van binnenuit zijn belangen centraal stellen en zich ten diepste niet afhankelijk weten van aardse machthebbers.
“Vader, in uw handen leg ik mijn geest”, bad Jezus net voor zijn sterven. Het is vanuit die overgave aan een Macht groter dan alle aardse machten, dat we mogen leven. In Gods hand mogen we ons geborgen weten, zelfs middenin stormen die ons leven bedreigt.
            Jezus was toen het erop aankwam dan ook niet bang voor de macht van aardse machthebbers. Hoewel hij eerder het in Getsemane moeilijk had met zijn naderende einde, zegt hij ronduit tegen een dreigende Pilatus: “De enige macht die u over mij hebt, is u van boven gegeven” (Joh. 19: 11). Tijdens dit gesprek wordt niet van Jezus, maar juist van Pilatus gezegd dat hij “erg bang” werd (Joh. 19:8).

            Een bordje met de tekst “Jezus uit Nazareth, koning van de Joden”, liet Pilatus in drie talen op het kruis van Jezus aanbrengen. Zelfs terwijl Jezus aan het kruis hing werd die tekst door de Joodse leiders betwist (Joh. 19: 19-22). Maar ongewild verkondigde Pilatus met deze inscriptie voor heel de wereld de waarheid. Want vandaag belijden miljoenen wereldwijd dat Jezus Christus is de Koning der koningen en de Heer van alle heren. Alleen zijn koningschap duurt tot in eeuwigheid! Amen.